Blader in het beginscherm naar:
Instellingen > Netwerk/poorten > Draadloos
Voor printermodellen zonder aanraakscherm drukt u op om door de instellingen te navigeren.
Selecteer Instellen op het bedieningspaneel van de printer en volg de instructies op het display.
Afhankelijk van uw mobiele apparaat, downloadt u de Lexmark Mobile Assistant-toepassing vanuit de Google Play-store of App Store online store.
Blader op het bedieningspaneel naar:
Instellingen > Netwerk/Poorten > Draadloos > Configuratie via de mobiele app > Doorgaan voor de printer-ID
Voor printermodellen zonder aanraakscherm drukt u op om door de instellingen te navigeren.
Start vanaf uw mobiele apparaat de applicatie en accepteer vervolgens de gebruiksvoorwaarden.
Machtigingen toekennen.
Tik op Wi-Fi-configuratie starten en selecteer de printer.
Selecteer een Wi-Fi-netwerk en voer vervolgens uw aanmeldingsgegevens in.
Tik op Wi-Fi-configuratie voltooien.
Controleer het volgende voor u begint:
Het toegangspunt (draadloze router) is gecertificeerd voor WPS of compatibel met WPS. Raadpleeg voor meer informatie de documentatie die bij het toegangspunt is geleverd.
Er is een draadloze netwerkadapter in de printer geïnstalleerd. Raadpleeg de instructies bij de adapter voor meer informatie.
Blader op het bedieningspaneel naar:
Instellingen > Netwerk/poorten > Draadloos > Wi-Fi Protected Setup > Methode met drukknop starten
Volg de aanwijzingen op de display.
Blader op het bedieningspaneel naar:
Instellingen > Netwerk/poorten > Draadloos > Wi-Fi Protected Setup > Methode met pincode starten
Kopieer de WPS-pincode van acht cijfers.
Open een webbrowser en typ het IP-adres van het toegangspunt in de adresbalk.
Opmerkingen:
Open de WPS-instellingen. Raadpleeg voor meer informatie de documentatie die bij het toegangspunt is geleverd.
Voer de pincode van acht cijfers in en sla de wijzigingen op.
Blader op het bedieningspaneel van de printer naar:
Instellingen > Netwerk/poorten > Netwerkoverzicht > Actieve adapter > Standaardnetwerken
Voor printermodellen zonder touchscreen drukt u op om door de instellingen te navigeren.
Volg de aanwijzingen op de display.
Opmerkingen:
Open de printermap.
In het snelmenu van de printer met de nieuwe ISP, opent u Printereigenschappen.
Configureer de poort in de lijst.
Werk het IP-adres bij.
Pas de wijzigingen toe.
Via Systeemvoorkeuren in het Apple -menu, navigeert u naar de lijst met printers en selecteert u vervolgens + > IP.
Typ het IP-adres van de printer in de adresbalk.
Pas de wijzigingen toe.