Netwerkfunctionaliteit

Opmerking: Voor informatie over het installeren van de draadloze netwerkadapter, raadpleegt u de installatiekaart die bij de adapter is geleverd.

Printer aansluiten op een Wi-Fi-netwerk

Het bedieningspaneel gebruiken
  1. Blader in het beginscherm naar:

    Instellingen > Netwerk/poorten > Draadloos

    Voor printermodellen zonder aanraakscherm drukt u op de knop Selecteren om door de instellingen te navigeren.

  2. Selecteer Instellen op het bedieningspaneel van de printer en volg de instructies op het display.

  3. Opmerking: Voor Wi-Fi-netwerkklare printermodellen verschijnt tijdens de eerste installatie een vraagvenster voor het instellen van het Wi-Fi-netwerk.
Lexmark Mobile Assistant gebruiken
  1. Afhankelijk van uw mobiele apparaat, downloadt u de Lexmark Mobile Assistant-toepassing vanuit de Google Play-store of App Store online store.

  2. Blader op het bedieningspaneel naar:

    Instellingen > Netwerk/Poorten > Draadloos > Configuratie via de mobiele app > Doorgaan voor de printer-ID

    Voor printermodellen zonder aanraakscherm drukt u op de knop Selecteren om door de instellingen te navigeren.

  3. Start vanaf uw mobiele apparaat de applicatie en accepteer vervolgens de gebruiksvoorwaarden.

  4. Machtigingen toekennen.

  5. Tik op Wi-Fi-configuratie starten en selecteer de printer.

  6. Selecteer een Wi-Fi-netwerk en voer vervolgens uw aanmeldingsgegevens in.

  7. Tik op Wi-Fi-configuratie voltooien.

De printer verbinden met een draadloos netwerk met Wi-Fi Protected Setup (WPS)

Controleer het volgende voor u begint:

De methode met drukknop gebruiken
  1. Blader op het bedieningspaneel naar:

    Instellingen > Netwerk/poorten > Draadloos > Wi-Fi Protected Setup > Methode met drukknop starten

  2. Volg de aanwijzingen op de display.

De methode met pincode gebruiken
  1. Blader op het bedieningspaneel naar:

    Instellingen > Netwerk/poorten > Draadloos > Wi-Fi Protected Setup > Methode met pincode starten

  2. Kopieer de WPS-pincode van acht cijfers.

  3. Open een webbrowser en typ het IP-adres van het toegangspunt in de adresbalk.

    Opmerkingen:

    • Controleer het IP-adres van de printer op het startscherm van de printer. Het IP-adres bestaat uit vier sets met cijfers gescheiden door punten, bijvoorbeeld: 123.123.123.123.
    • Als u een proxyserver gebruikt, moet u deze tijdelijk uitschakelen zodat de webpagina correct kan worden geladen.
  4. Open de WPS-instellingen. Raadpleeg voor meer informatie de documentatie die bij het toegangspunt is geleverd.

  5. Voer de pincode van acht cijfers in en sla de wijzigingen op.

Het Wi-Fi-netwerk uitschakelen

  1. Blader op het bedieningspaneel van de printer naar:

    Instellingen > Netwerk/poorten > Netwerkoverzicht > Actieve adapter > Standaardnetwerken

    Voor printermodellen zonder touchscreen drukt u op de knop Selecteren om door de instellingen te navigeren.

  2. Volg de aanwijzingen op de display.

Printerpoortinstellingen wijzigen na het installeren van een Internal Solutions Port

Opmerkingen:

Voor Windows-gebruikers
  1. Open de printermap.

  2. In het snelmenu van de printer met de nieuwe ISP, opent u Printereigenschappen.

  3. Configureer de poort in de lijst.

  4. Werk het IP-adres bij.

  5. Pas de wijzigingen toe.

Voor Macintosh-gebruikers
  1. Via Systeemvoorkeuren in het Apple -menu, navigeert u naar de lijst met printers en selecteert u vervolgens + > IP.

  2. Typ het IP-adres van de printer in de adresbalk.

  3. Pas de wijzigingen toe.