Open klep A.
Verwijder de gebruikte tonercartridge.
Haal de nieuwe tonercartridge uit de verpakking en schud deze drie keer om de toner te verdelen.
Plaats nieuwe tonercartridge
Sluit klep A.
Open klep A.
Verwijder de tonercartridge.
Verwijder de gebruikte beeldverwerkingseenheid.
Haal de nieuwe beeldverwerkingseenheid uit de verpakking en schud deze drie keer om de toner te verdelen.
Plaats de nieuwe beeldverwerkingseenheid.
Plaats de tonercartridge.
Sluit klep A.
Zet de printer uit.
Trek de stekker van het netsnoer uit het stopcontact en haal het netsnoer uit de printer.
Verwijder de lade.
Verwijder de gebruikte oppakbanden stuk voor stuk.
Haal de nieuwe oppakbanden uit de verpakking.
Plaats de nieuwe oppakbanden.
Plaats de lade terug.
Sluit het netsnoer aan op de printer en vervolgens op een stopcontact.
Zet de printer aan.
Zet de printer uit.
Trek de stekker van het netsnoer uit het stopcontact en haal het netsnoer uit de printer.
Verwijder de optionele lade.
Verwijder de behuizing en keer vervolgens de papierhouder om.
Verwijder het gebruikte grijprolmechanisme.
Haal het nieuwe grijprollermechanisme uit de verpakking.
Plaats het nieuwe grijprollermechanisme.
Keer de papierhouder om en plaats vervolgens de behuizing.
Lijn de printer uit met de optionele lade en laat de printer zakken totdat deze vastklikt .
Sluit het netsnoer aan op de printer en vervolgens op een stopcontact.
Zet de printer aan.