U kunt de software-cd gebruiken om de printersoftware te installeren voor de volgende besturingssystemen:
Windows 10
Windows 8.1
Windows Server 2012 R2
Windows Server 2012
Windows 7 SP1
Windows Server 2008 R2 SP1
Windows Server 2008 SP2
Windows Vista SP2
Mac OS X 10.7 of hoger
Red Hat Enterprise Linux WS
openSUSE Linux
SUSE Linux Enterprise Server
Debian GNU/Linux
Ubuntu
Fedora
IBM AIX
Oracle Solaris SPARC
Oracle Solaris x86
Opmerkingen:
Opmerkingen:
Verkrijg een exemplaar van het software-installatiepakket.
Vanaf de software-cd die bij uw printer is geleverd.
Ga naar www.lexmark.com/downloads.
Voer het installatieprogramma uit en volg de instructies op het beeldscherm van de computer.
Ga naar www.lexmark.com/downloads, zoek uw printermodel en download het juiste installatiepakket.
Klik op de computer op Printereigenschappen en navigeer naar het tabblad Configuratie.
Selecteer Faxen en klik op Toepassen.
Voer een van de volgende handelingen uit voordat u begint:
Verbind de printer en de computer met hetzelfde netwerk. Zie Printer aansluiten op een Wi-Fi-netwerk voor meer informatie over het verbinden van de printer met een netwerk.
Verbind de computer met de printer. Zie De printer aansluiten op een computer voor meer informatie.
Sluit de printer rechtstreeks aan op de computer met een USB-kabel. Zie Kabels aansluiten voor meer informatie.
Installeer het printerstuurprogramma vanaf een computer.
Open Printers en scanners en klik vervolgens op Een printer of scanner toevoegen.
Voer een van de volgende handelingen uit afhankelijk van de printerverbinding:
Selecteer een printer in de lijst en klik op Apparaat toevoegen.
Klik op Wi-Fi Direct-printers weergeven, selecteer een printer en klik vervolgens op Apparaat toevoegen.
Klik op De printer die ik wil gebruiken, staat niet in de lijst en ga als volgt te werk in het venster Printer toevoegen:
Selecteer Een printer met behulp van een TCP/IP-adres of hostnaam toevoegen en klik op Volgende.
Typ in het veld Hostnaam of IP-adres het IP-adres van de printer en klik op Volgende.
Opmerkingen:
Selecteer een printerstuurprogramma en klik op Volgende.
Selecteer Het momenteel geïnstalleerde printerstuurprogramma gebruiken (aanbevolen) en klik op Volgende.
Typ een printernaam en klik op Volgende.
Selecteer een deeloptie voor de printer en klik op Volgende.
Klik op Voltooien.
Open Printers en scanners op een computer.
Klik op en selecteer een printer.
Selecteer een printerstuurprogramma in het menu Gebruiken.
Opmerkingen:
Voeg de printer toe.
Open de printermap.
Selecteer de printer die u wilt bijwerken, en voer dan een van de volgende handelingen uit:
Voor Windows 7 of latere versies, kies Printereigenschappen.
Voor eerdere versies, kies Eigenschappen.
Navigeer naar het tabblad Configuratie en selecteer vervolgens Nu bijwerken - Printer vragen.
Pas de wijzigingen toe.
Navigeer via Systeemvoorkeuren in het Apple-menu naar uw printer en selecteer vervolgens Opties en benodigdheden.
Navigeer naar de lijst met hardwareopties en voeg vervolgens eventuele geïnstalleerde opties toe.
Pas de wijzigingen toe.