Hardwareopties installeren

Optionele laden installeren

attentiepictogram elektrische schokken LET OP: GEVAAR VOOR ELEKTRISCHE SCHOKKEN: Als u toegang tot de controllerkaart wilt of optionele hardware of geheugenapparaten installeert nadat u de printer hebt ingesteld, moet u de printer uitschakelen en de stekker uit het stopcontact trekken voor u doorgaat. Als u andere apparaten hebt aangesloten op de printer, schakel deze dan ook uit en koppel de kabels los van de printer.
  1. Schakel de printer uit met de aan-uitschakelaar en trek de stekker uit het stopcontact.

      
    The printer is turned off.
    Power cord is unplugged from the electrical outlet and printer.

  2. Pak de lade uit en verwijder het verpakkingsmateriaal.

  3. Verwijder de lade uit de basiseenheid.

  4. Haal het verpakkingsmateriaal uit de lade.

  5. Schuif de lade in de basiseenheid.

  6. Plaats de lade in de buurt van de printer.

  7. Lijn de printer uit met de lade en laat de printer langzaam op zijn plaats zakken.

  8. Sluit het netsnoer aan op de printer, steek de stekker in een geaard stopcontact en schakel de stroom in.

      
    The power cord is plugged into the electrical outlet and into the printer.
    The printer is turned on.

    Opmerking: Nadat de printersoftware en eventuele hardwareopties zijn geïnstalleerd, moet u wellicht de opties handmatig toevoegen in het printerstuurprogramma om deze beschikbaar te maken voor afdruktaken. Zie Beschikbare opties van het printerstuurprogramma toevoegen voor meer informatie.

Kabels aansluiten

Sluit de printer aan op de computer met een parallelle of USB-kabel of op het netwerk met een Ethernet-kabel.

Zorg dat de volgende items met elkaar overeenkomen:

Waarschuwing: mogelijke beschadiging: Raak tijdens het afdrukken niet de USB-kabel, netwerkadapters of het aangegeven deel van de printer aan. Dit kan leiden tot gegevensverlies of een storing.
The illustration shows the printer base rear ports.
 

Onderdeel

Functie

1

USB-poort

Een optionele draadloze netwerkadapter aansluiten.

2

USB-printerpoort

De printer verbinden met een computer.

3

Ethernet-poort

De printer verbinden met een netwerk.

4

Parallelle poort

De printer verbinden met een computer.

5

Aan-uitschakelaar

De printer in- of uitschakelen.

6

Aansluiting van de stroomkabel van de printer

De printer aansluiten op een stopcontact.

7

Veiligheidsslot

Een slot bevestigen waarmee de printer op zijn plaats wordt gehouden.