Opmerkingen:
Als u de printer wilt configureren voor een Ethernet-netwerk, moet u de volgende gegevens verzamelen voordat u begint:
Opmerking: als uw netwerk automatisch IP-adressen toewijst aan computers en printers, gaat u verder met de installatie van de printer. |
Een geldig en uniek IP-adres voor de printer
De netwerkgateway
Het netwerkmasker
Een persoonlijke naam voor de printer (optioneel)
Opmerking: Met een persoonlijke naam voor de printer kunt u de printer herkennen op het netwerk. U kunt de standaardnaam gebruiken of zelf een naam opgeven die u makkelijk kunt onthouden. |
U hebt een Ethernet-kabel nodig om de printer aan te sluiten op het netwerk en een beschikbare netwerkpoort waarmee u de printer fysiek aansluit op het netwerk. Gebruik een nieuwe netwerkkabel om problemen met een beschadigde kabel te voorkomen.
Opmerkingen:
Zorg dat u volgende gegevens bij de hand hebt voor u de printer configureert voor een draadloos netwerk:
SSID: de SSID wordt ook wel de netwerknaam genoemd.
Draadloze modus (of Netwerkmodus): de modus is infrastructuur of ad-hoc.
Kanaal (voor ad-hocnetwerken): het kanaal wordt standaard ingesteld op automatisch voor infrastructuurnetwerken.
Voor sommige ad-hocnetwerken is de instelling Automatisch ook vereist. Raadpleeg de systeembeheerder als u niet zeker bent over het kanaal dat u moet selecteren.
Beveiligingsmethode: er zijn vier opties voor de beveiligingsmethode:
WEP-sleutel
Als uw netwerk meerdere WEP-sleutels gebruikt, kunt u maximaal vier sleutels opgeven in de daarvoor bestemde plaatsen. Selecteer de sleutel die momenteel wordt gebruikt op het netwerk door de standaardsleutel voor WEP-verzending te selecteren.
Vooraf gedeelde sleutel/wachtwoord voor WPA/WPA2
WPA bevat codering als een extra beveiligingsniveau. U kunt kiezen uit AES of TKIP. Codering moet op de router en op de printer zijn ingesteld voor hetzelfde type anders kan de printer niet communiceren op het netwerk.
802.1X–RADIUS
Als u de printer installeert op een 802.1X-netwerk hebt u mogelijk de volgende gegevens nodig:
Verificatietype
Interne-verificatietype
Gebruikersnaam en wachtwoord van 802.1X
Certificaten
Geen beveiliging
Als uw draadloze netwerk geen beveiliging gebruikt, hebt u geen beveiligingsgegevens.
Opmerking: het is onverstandig om een niet-beveiligd draadloos netwerk te gebruiken. |
Opmerkingen:
Controleer het volgende voor u begint:
Er is een draadloze netwerkadapter in de printer geïnstalleerd, deze is aangesloten en werkt correct. Raadpleeg voor meer informatie de instructies die bij de draadloze netwerkadapter zijn geleverd.
De Ethernet-kabel is losgemaakt van de printer.
Actieve NIC is ingesteld op Auto. Als de functie wilt instellen op Auto, gaat u naar:
> Netwerk/poorten > Actieve NIC > Auto > Verzenden
Opmerking: schakel de printer uit en wacht minstens vijf seconden voor u printer weer inschakelt. |
Blader op het bedieningspaneel van de printer naar:
> Netwerk/poorten > Netwerk [x] > Netwerk [x] instellen > Draadloos > Draadloze verbinding instellen
Selecteer een instelmethode voor draadloze verbindingen.
Optie | Functie |
---|---|
Netwerken zoeken | Beschikbare draadloze verbindingen weergeven. Opmerking: met dit menu-item geeft u de SSID's voor alle beveiligde en onbeveiligde netwerken weer. |
Netwerknaam invoeren | Handmatig de SSID invoeren. Opmerking: zorg dat u de juiste SSID invoert. |
Wi-Fi Protected Setup | Printer aansluiten op een draadloos netwerk via Wi-Fi Protected Setup (WPS). |
Volg de aanwijzingen op de display.
Controleer het volgende voor u begint:
Het toegangspunt (draadloze router) is gecertificeerd voor Wi-Fi Protected Setup (WPS) of compatibel met WPS. Raadpleeg de documentatie bij uw toegangspunt voor meer informatie.
Een draadloze netwerkadapter die in de printer is geïnstalleerd, is aangesloten en werkt correct. Raadpleeg de instructies bij de draadloze adapter voor meer informatie.
Blader op het bedieningspaneel van de printer naar:
> Netwerk/poorten > Netwerk [x] > Netwerk [x] instellen > Draadloos > Draadloze verbinding instellen > Wi-Fi Protected Setup > Methode met drukknop starten
Volg de aanwijzingen op de display.
Blader op het bedieningspaneel van de printer naar:
> Netwerk/poorten > Netwerk [x] > Netwerk [x] instellen > Draadloos > Draadloze verbinding instellen > Wi-Fi Protected Setup > Methode met pincode starten
Kopieer de WPS PIN van acht cijfers.
Open een webbrowser en typ het IP-adres van het toegangspunt in de adresbalk.
Opmerkingen:
Open de WPS-instellingen. Raadpleeg de documentatie bij uw toegangspunt voor meer informatie.
Voer de PIN van acht cijfers in en sla de instelling op.
Controleer het volgende voor u begint:
De printer is tijdelijk aangesloten op een Ethernet-netwerk.
Op uw printer is een draadloze netwerkadapter geïnstalleerd en deze werkt correct. Raadpleeg voor meer informatie de instructies die bij de draadloze netwerkadapter zijn geleverd.
Open een webbrowser en typ het IP-adres van de printer in de adresbalk.
Opmerkingen:
Klik op Instellingen > Netwerk/poorten > Draadloos.
Wijzig de instellingen zodat deze overeenkomen met de instellingen van uw toegangspunt (draadloze router).
Opmerking: zorg ervoor dat u de juiste waarden voor SSID, beveiligingsmethode, vooraf gedeelde sleutel of wachtwoord, netwerkmodus en kanaal opgeeft. |
Klik op Verzenden.
Schakel de printer uit en koppel de Ethernet-kabel los. Wacht vervolgens ten minste vijf seconden voor u de printer weer inschakelt.
U kunt controleren of de printer verbonden is met een netwerk door een pagina met netwerkinstellingen af te drukken. Kijk vervolgens in het gedeelte Netwerkkaart [x] of de status Aangesloten is.
Opmerkingen:
Open de printermap.
In het snelmenu van de printer met de nieuwe ISP, opent u Printereigenschappen.
Configureer de poort in de lijst.
Werk het IP-adres bij.
Pas de wijzigingen toe.
Via Systeemvoorkeuren in het Apple -menu, navigeert u naar de lijst met printers en selecteert u vervolgens + > IP.
Typ het IP-adres van de printer in de adresbalk.
Pas de wijzigingen toe.
Stel de parameters op de printer in.
Via het bedieningspaneel navigeert u naar het menu voor de poortinstellingen.
Zoek het menu voor de seriële poortinstellingen en pas de instellingen aan, indien nodig.
Pas de wijzigingen toe.
Open op uw computer de map Printers en selecteer vervolgens uw printer.
Open de printereigenschappen en selecteer de COM-poort in de lijst.
Stel de COM-poortparameters in Apparaatbeheer.
Opmerkingen: