Opmerking: U kunt ook een fax verzenden naar een of meer ontvangers via de Multi Send- of MyShortcut-toepassing vanaf het beginscherm. Zie Toepassingen in het beginscherm activeren voor meer informatie. |
Plaats een origineel document met de bedrukte zijde naar boven en de korte zijde als eerste in de ADF-lade of met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
Opmerkingen:
Als u een document in de ADF-lade plaatst, dient u de papiergeleiders aan te passen.
Raak Faxen aan in het startscherm.
Voer het faxnummer of een snelkoppeling in.
Opmerking: Als u ontvangers toevoegen, raakt u Volgend nr. aan en geeft u het telefoonnummer of snelkoppelingsnummer op of zoekt u in het adresboek. |
Raak Faxen aan.
Open vanuit het document dat u wilt faxen het dialoogvenster Afdrukken.
Selecteer de printer en klik vervolgens op Eigenschappen, Voorkeuren, Opties of Instellen.
Klik op Fax > Fax inschakelen en voer vervolgens het faxnummer/de faxnummers van de ontvanger in.
Configureer zo nodig de andere faxinstellingen.
Pas de wijzigingen toe en verzend vervolgens de faxtaak.
Opmerkingen:
Open het gewenste document en klik op Archief > Druk af.
Selecteer de printer.
Voer het faxnummer van de ontvanger in en configureer vervolgens zo nodig andere faxinstellingen.
Verzend de faxtaak.
Faxsnelkoppelingen werken zoals de nummers onder sneltoetsen op een telefoon of faxapparaat. Een snelkoppelingsnummer (1 – 999) kan één of meerdere ontvangers bevatten.
Plaats een origineel document met de bedrukte zijde naar boven en de korte zijde als eerste in de automatische documentinvoer of met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
Opmerkingen:
Als u een document in de ADF-lade plaatst, dient u de papiergeleiders aan te passen.
Druk op het bedieningspaneel van de printer op # en voer het snelkoppelingsnummer in met het toetsenblok.
Raak Faxen aan.
U kunt in het adresboek zoeken naar bladwijzers en netwerkdirectoryservers. Neem voor meer informatie over het inschakelen van de adresboekfunctie contact op met de afdeling voor systeemondersteuning.
Plaats een origineel document met de bedrukte zijde naar boven en de korte zijde als eerste in de ADF-lade of met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
Opmerkingen:
Als u een document in de ADF-lade plaatst, dient u de papiergeleiders aan te passen.
Blader in het beginscherm naar:
Faxen > > geef de naam van de ontvanger op > Zoeken
Opmerking: U kunt maar één naam per keer zoeken. |
Raak de naam van de ontvanger aan en raak daarna Faxen aan.
Plaats een origineel document met de bedrukte zijde naar boven en de korte zijde als eerste in de ADF-lade of met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
Opmerkingen:
Als u een document in de ADF-lade plaatst, dient u de papiergeleiders aan te passen.
Blader in het beginscherm naar:
Faxen > voer het faxnummer in > Opties > Vertraagd verzenden
Opmerking: Als de Faxmodus op Faxserver staat ingesteld, wordt de knop Vertraagd verzenden niet weergegeven. Faxen die wachten op verzending, staan vermeld in de faxwachtrij. |
Geef de tijd op waarop u de fax wilt verzenden en raak aan.
Raak Faxen aan.
Opmerking: Het document wordt op het geplande tijdstip gescand en gefaxt. |