Afdrukmaterialen hebben meetbare kenmerken waarmee u rekening dient te houden bij het selecteren of ontwerpen van formulieren voor uw specifieke toepassing.
Basisgewicht is een term die het gewicht in ponden aangeeft van 500 vel papier (één riem). Het standaardpapierformaat, dat kan afwijken van het gekochte formaat, bepaalt echter het gewicht. De basisgewichten zijn daarom niet altijd gemakkelijk te vergelijken. Het standaardformaat van 20-lb bankpostpapier, bijvoorbeeld, is 17 x 22 inch en één riem weegt 20 pond. Als het papier wordt gesneden waarbij vier riemen van 8,5 x 11-inch papier ontstaan, dan zou elke riem worden gelabeld als 20-lb bankpostpapier, maar slechts vijf pond wegen.
Als hetzelfde papier 24 pond zou wegen, zou het worden aangeduid als 24-lb bankpostpapier. Het 24-lb bankpostpapier is dikker, zwaarder en heeft een grotere dichtheid dan het 20-lb bankpostpapier. Dikker papier betekent dat er minder papier in een lade kan worden geplaatst. Papier dat zwaarder en dichter is kan in sommige printers papierstoringen of invoerproblemen veroorzaken. Om te controleren of het basisgewicht van het gebruikte papier aanvaardbaar is, kunt u de tabel met ondersteunde papiergewichten in Printerspecifieke papierondersteuning raadplegen.
Niet alle basisgewichten zijn gerelateerd aan hetzelfde standaardpapierformaat. Materiaal van 70-lb kan bijvoorbeeld lichter zijn dan materiaal van 40-lb als het is gebaseerd op een groter basisformaat papier. De metrieke maateenheid gram per vierkante meter (g/m 2 ) biedt een consistentere methode om gewichten te vergelijken en is gestandaardiseerd door de International Organization for Standardization (ISO).
Uw printer is geschikt voor een groot aantal verschillende materiaalgewichten, maar te lichte of te zware ladingen kunnen afdrukproblemen veroorzaken. Zware en dikkere materialen worden mogelijk niet snel genoeg verhit in het verhittingsstation, wat resulteert in slechte afdrukkwaliteit. Deze materialen worden door hun gewicht of stijfheid mogelijk ook minder betrouwbaar of scheef ingevoerd. Lichtere materialen daarentegen kunnen kreuken en vastlopen in de printer door de lage stijfheid.
Aan de hand van de volgende tabel kunt u de gewichten van verschillende soorten materialen vergelijken.
Metrieke equivalent (g/m 2 ) |
Basisgewicht (lb/riem) |
|||||
---|---|---|---|---|---|---|
Bankpostpapier 431,8 x 558,8 mm (17 x 22 inch) |
Verschoven 635 x 965,2 mm (25 x 38 inch) |
Cover 508 x 660,4 mm (20 x 26 inch) |
Printing Bristol 571,5 x 889 mm (22,5 x 35 inch) |
Index Bristol 647,7 x 774,7 mm (25,5 x 30,5 inch) |
Tag 609,6 x 914,4 mm (24 x 36 inch) |
|
Kartongewichten kunnen ± 5% afwijken. |
||||||
60 |
16 |
40 |
18 |
23 |
33 |
37 |
75 |
20 |
51 |
28 |
34 |
42 |
46 |
80 |
21 |
51 |
30 |
36 |
44 |
49 |
90 |
24 |
61 |
33 |
41 |
50 |
55 |
100 |
27 |
68 |
37 |
46 |
55 |
62 |
110 |
29 |
74 |
41 |
50 |
61 |
68 |
120 |
32 |
81 |
44 |
55 |
66 |
74 |
145 |
39 |
98 |
54 |
66 |
80 |
89 |
160 |
43 |
108 |
59 |
73 |
88 |
98 |
175 |
47 |
118 |
65 |
80 |
97 |
108 |
200 |
53 |
135 |
74 |
91 |
111 |
123 |
215 |
57 |
145 |
80 |
98 |
119 |
132 |
255 |
68 |
172 |
94 |
116 |
141 |
157 |
260 |
69 |
176 |
96 |
119 |
144 |
160 |
300 |
80 |
203 |
111 |
137 |
166 |
184 |
Afhankelijk van de richting waarin het materiaal door de printer wordt gevoerd, kan het nodig zijn dat u papier met vezels in de breedterichting of de lengterichting laat snijden t.b.v. de flexibiliteit in papierbaanbochten.
Raadpleeg voor meer informatie over de gewichten die uw printer ondersteunt, de specificaties van de betreffende printer in dit document.
Alle printers hebben beperkingen wat betreft de afmetingen van afdrukmaterialen. Raadpleeg de documentatie bij de printer voor meer informatie. U kunt uw afdrukken soms aanpassen om deze beperkingen te overwinnen. Als uw document bijvoorbeeld korter is dan de door de printer ondersteunde minimumlengte, kunt u twee documenten op een enkel vel plaatsen.
Lexmark printers voldoen aan alle in de industrie geldende emissievoorschriften en -normen. Bij continu afdrukken op bepaalde papiersoorten of ander materiaal kunnen gassen vrijkomen, welk probleem zich niet voordoet als af en toe wordt afgedrukt. Zorg dat de ruimte waarin uw printer is geplaatst goed geventileerd is.
Temperatuur en vochtigheid kunnen de afdrukresultaten sterk beïnvloeden. Zelfs kleine veranderingen (zoals de overgang van dag naar nacht) kunnen de invoer verslechteren, wanneer het afdrukmateriaal niet voldoet aan de norm.
Wij raden aan om het materiaal te laten acclimatiseren in de oorspronkelijke verpakking. Bewaar het papier 24 tot 48 uur lang in dezelfde omgeving als de printer, zodat het papier zich aan de eigenschappen van de nieuwe omgeving kan aanpassen. Verleng de acclimatiseringperiode zo nodig met enkele dagen als de opslag- of transportomgeving erg verschilt van de printeromgeving. Vanwege het gewicht van het materiaal kan voor dik papier mogelijk ook een langere acclimatiseringsperiode nodig zijn.
Als u de verpakking verwijdert voordat u gereed bent om het materiaal in de printer te laden, kunnen vochtplekken ontstaan waardoor het papier omkrult. Controleer of de krulling niet meer bedraagt dan 3 mm alvorens het papier te laden. Lichtere materialen, zoals etiketten en sommige geïntegreerde formulieren, geven waarschijnlijk eerder krulproblemen bij het afdrukken.
De meeste fabrikanten van etiketten bevelen een omgeving aan met een temperatuur tussen 18 en 24 °C en een relatieve vochtigheid van 40 tot 60 procent. Lexmark printers zijn ontworpen op een bedrijfstemperatuur van 15,5 tot 32 °C bij een relatieve vochtigheid van 8 to 80 procent. Afdrukken in een omgeving met een andere temperatuur/vochtigheidsgraad kan leiden tot papierstoringen en problemen met de invoer, adrukkwaliteit en loslatende etiketten.
Bij voorbedrukt materiaal kunnen halfvloeibare en vluchtige stoffen vrijkomen door de hoge temperaturen en druk tijdens het afdrukproces in de laserprinter. Voorbedrukte inkten en kleuringen zijn bestand tegen een verhittertemperatuur tot 225 °C en een druk tot 25 psi zonder de printer te vervuilen of gevaarlijke gassen te veroorzaken.
We raden het gebruik van thermografische inkt niet aan. Thermografische inkten voelen wasachtig en het afgedrukte beeld lijkt boven het oppervlak van het afdrukmateriaal te zweven. Deze inkten kunnen smelten en het verhittingsstation beschadigen.
Voorbedrukte inkten dienen ook schuurbestendig te zijn om inktvuil en -vlekken in de printer te voorkomen. Als u op een voorbedrukt gebied afdrukt, dient de inkt geschikt te zijn voor gebruik met toner om goed samen te gaan.
Alle voorbedrukte inkten dienen volledig droog te zijn, alvorens drukmateriaal te gebruiken. We raden echter niet aan om droogpoeder of andere producten te gebruiken om het drogen te versnellen. Neem contact op met uw inktleverancier of -fabrikant om te bepalen of de inkt compatibel is met printers die de inkt verwarmen tot 225 °C.
Bij perforeren dient de perforatierand minimaal op een afstand van 1,6 mm te liggen van de rand van het formulier. Op die manier wordt voorkomen dat het formulier losraakt in de papierbaan en een papierstoring veroorzaakt. De locatie van de perforatie bepaalt de initiële grijpkracht. Perforaties dichter bij de rand kunnen het aantal papierstoringen vergroten. Minimaliseer bij drukgevoelig materiaal, zoals etiketten, het aantal perforaties door het rugmateriaal of de deklaag.
Perforaties dienen te worden gestreken zodat het afdrukmateriaal plat ligt en formulieren niet aan elkaar vast komen te zitten. Randen dienen glad en schoon te zijn, zonder uitstekende delen. Laser-perfs (ofwel micro-perfs of data-perfs ) bieden een grotere stabiliteit en verdienen de voorkeur. Deze kleinere perforaties blijven meestal niet aan elkaar vastzitten en veroorzaken geen excessief papierafval. Zorg dat tijdens het conversieproces vrijgekomen papierresten en stof vóór verpakking worden verwijderd.
Als perforaties bij de perforatierand worden verschoven of gekreukt kunnen ze scheuren, wat papierstoringen kan veroorzaken. Verschuivingen kunnen de scheefstand vergroten, dubbele papierinvoer veroorzaken of de toner op het afdrukmateriaal smeren vóór verhitting met slechte afdrukkwaliteit als gevolg. Voorkom verschuivingen door micro-perforaties te gebruiken. Als het afdrukmateriaal bij het transport door de printer voorzichtig wordt geperforeerd, zullen de perforaties intact blijven.
Ponsen wordt gebruikt om vormen te maken in een etiket of kartonontwerp. Rond bij het ontwerpen van etiketten alle hoeken af om delaminatie van de etiketten en beschadiging van de deklaag te voorkomen. Spleten in de achterkant en pop-upvensters worden ook afgeraden.
Als perforaties of ponsgaten onderdeel uitmaken van het ontwerp van het afdrukmateriaal, worden ‘binders’ aanbevolen. Deze kleine houders (van ongeveer 1,6 mm of 0,06 inch) helpen het formulier te stabiliseren en voorkomen scheuringen bij perforaties en ponsgaten tijdens het afdrukken.
Waar ponsgaten of perforaties kruisen of worden gebruikt voor een klein eindproduct, bieden binders op de hoeken van het ontwerp extra stabiliteit. Binders kunnen overal langs perforaties of ponsgaten worden geplaatst. Bij drukgevoelige producten voorkomen binders dat etiketten in de printer loskomen van de deklaag. Binders kunnen niet worden gebruikt als remedie voor hechtmiddel met onvoldoende hechting in etiketontwerpen.
Sommige printers hebben een grijprolmechanisme dat papier betrouwbaarder invoert dan het hoekkrulsysteem dat in oudere printermodellen werd gebruikt. Het systeem heeft twee rollen die het printerpapier aanraken. Plaats geen diepe perforaties in deze gebieden, omdat het papier vast kan komen te zitten, waardoor meerdere vellen tegelijk worden ingevoerd. Perforaties die kunnen leiden tot vastzitten en verschuiven, dienen buiten het grijprolgebied op de voorrand van het papier te liggen. Dit betreft niet de 0,20-inch ruimte die we aanraden om bovenaan het formulier open te laten voor printers met een hoekkrulsysteem. Gebruik micro-perforaties om vastzitproblemen te voorkomen.
Zorg dat perforaties buiten het 0,12–0,91-inch gebied op de voorrand van het materiaal liggen.
A |
Grijprollocatie |
B |
Invoerrichting |
Gebruik geen diepdruk- en blinddrukmaterialen. Het gebruik van deze materialen kan leiden tot vastzitten en dubbele invoer. Het verhittingsproces kan de hoogte van het reliëfbeeld aanzienlijk verlagen. Te dicht in de buurt van blinddrukreliëf afdrukken resulteert in slechte afdrukkwaliteit en een slechte verhittingsgraad.
We raden het gebruik van metaal in formulieren, in inkt of ander materiaal, af vanwege het geleidende vermogen en het verlies van lading. Deze eigenschap kan de toneroverdracht belemmeren en slechte afdrukkwaliteit veroorzaken.
Houd bij het ontwerpen van formulieren een niet-afdrukgebied aan van 8,38 mm (0,33 inch) aan de boven- en onderkant van het formulier en een gebied van 6,35 mm (0,25 inch) aan beide zijkanten van het formulier.
De afdrukstand Staand is in het algemeen de te prefereren lay-out, vooral voor het afdrukken van streepjescodes. In de afdrukstand Liggend kunnen bij het afdrukken van streepjescodes afwijkende tussenruimten ontstaan door de variaties in de papierbaan.