Als er een nieuwe Interne oplossingspoort van Lexmark voor het netwerk wordt geïnstalleerd op de printer, moeten de printerconfiguraties worden bijgewerkt op computers die toegang hebben tot de printer, omdat de printer een nieuw IP-adres krijgt toegewezen. Alle computers die toegang hebben tot de printer moeten met dit nieuwe IP-adres worden bijgewerkt om erop te kunnen afdrukken via het netwerk.
Opmerkingen:
Druk een pagina met netwerkinstellingen af en noteer het nieuwe IP-adres.
Klik op of op Start en klik vervolgens op Uitvoeren.
Typ bij Start > Zoeken of Start > Uitvoeren
.Druk op Enter of klik op OK.
De printermap wordt geopend.
Zoek de gewijzigde printer op.
Opmerking: als er meerdere exemplaren zijn van hetzelfde printermodel, werk ze dan allemaal bij met het nieuwe IP-adres. |
Klik met de rechtermuisknop op de printer.
Klik op Eigenschappen.
Klik op het tabblad Poorten.
Zoek en selecteer de poort in de lijst.
Klik op Poort configureren.
Typ het nieuwe IP-adres in het veld “Printernaam of IP-adres”. U kunt het nieuwe IP-adres vinden op de pagina met netwerkinstellingen die u bij stap 1 hebt afgedrukt.
Klik op OK en daarna op Sluiten.
Druk een pagina met netwerkinstellingen af en noteer het nieuwe IP-adres.
Als u het IP-adres van de printer niet weet, drukt u een pagina met netwerkinstellingen af en zoekt u het adres in het TCP/IP-gedeelte. U hebt het IP-adres nodig als u de toegang voor computers configureert die zich op een ander subnet bevinden dan de printer.
Voeg de printer toe:
Voor afdrukken via IP:
Klik op Systeemvoorkeuren in het Apple-menu.
Klik op Afdrukken & faxen.
Klik op +.
Klik op IP.
Typ het IP-adres van de printer in het adresveld.
Klik op Toevoegen.
Kies Toepassingen in het menu Ga.
Dubbelklik op Hulpprogramma's.
Dubbelklik op Printerconfiguratie of Afdrukbeheer.
Klik op Toevoegen in de printerlijst.
Klik op IP.
Typ het IP-adres van de printer in het adresveld.
Klik op Toevoegen.
Voor afdrukken via AppleTalk:
Klik op Systeemvoorkeuren in het Apple-menu.
Klik op Afdrukken & faxen.
Klik op +.
Klik op AppleTalk.
Selecteer de printer uit de lijst.
Klik op Toevoegen.
Kies Toepassingen in het menu Ga.
Dubbelklik op Hulpprogramma's.
Dubbelklik op Afdrukbeheer of Printerconfiguratie.
Klik op Toevoegen in de printerlijst.
Selecteer het tabblad Standaardbrowser.
Klik op Meer printers.
Kies AppleTalk in het eerste pop-upmenu.
Selecteer Lokale AppleTalk-zone in het tweede pop-upmenu.
Selecteer de printer uit de lijst.
Klik op Toevoegen.