Beginscherm of inactief scherm configureren

Met de toepassing Achtergrond en Niet-actief scherm kunt u zowel de afbeelding wijzigen die als achtergrond op het begingscherm van de printer wordt gebruikt als de afbeeldingen die worden gebruikt op het inactieve scherm van de printer.

Afbeeldingen die worden gebruikt voor start- of niet-actieve schermen moeten voldoen aan de volgende voorwaarden:

Een aangepaste achtergrondafbeelding toevoegen

  1. Klik vanuit de Embedded Web Server op Instellingen > Geïntegreerde oplossingen > Achtergrond en Niet-actief scherm > Configureren.

  2. Selecteer Aangepast onder het pictogram van het beginscherm naast Achtergrondafbeeldingen.

  3. Klik naast Aangepaste afbeelding op Bladeren.

  4. Blader naar de grafische afbeelding die u wilt gebruiken en klik vervolgens op Open (Openen).

  5. Klik op Toepassen.

  6. Opmerkingen:

De achtergrondafbeelding van het beginscherm wijzigen met het bedieningspaneel van de printer.

  1. Raak het pictogram Achtergrond wijzigen aan op het beginscherm.

  2. Selecteer de achtergrond die u wilt gebruiken en klik op Toepassen.

De achtergrondafbeelding van inactief scherm wijzigen met de Embedded Web Server

  1. Klik vanuit de Embedded Web Server op Instellingen > Geïntegreerde oplossingen > Achtergrond en Niet-actief scherm > Configureren.

  2. Onder Achtergrond beginscherm selecteert u naast Achtergrondafbeelding de afbeelding die u wilt gebruiken.

  3. Klik op Toepassen.

Afbeeldingen voor inactief scherm toevoegen

  1. Klik vanuit de Embedded Web Server op Instellingen > Geïntegreerde oplossingen > Achtergrond en Niet-actief scherm > Configureren.

  2. Klik naast de afbeeldingen voor het inactieve scherm op Toevoegen.

  3. Voer een afbeeldingsnaam in.

  4. Klik naast Afbeelding op Bladeren.

  5. Blader naar de grafische afbeelding die u wilt gebruiken en klik vervolgens op Open (Openen).

  6. Klik op Toepassen.

  7. Herhaal stap 3 t/m 6 om extra afbeeldingen voor het inactieve scherm toe te voegen.

    Opmerking: U kunt maximaal tien afbeeldingen voor het inactieve scherm toevoegen.
  8. Klik op Toepassen.

  9. Klik op Toepassen.

  10. Opmerkingen:

Afbeeldingen voor inactief scherm bewerken

  1. Klik vanuit de Embedded Web Server op Instellingen > Geïntegreerde oplossingen > Achtergrond en Niet-actief scherm > Configureren.

  2. Selecteer naast de afbeeldingen voor inactief scherm de afbeelding die u wilt bewerken en klik vervolgens op Bewerken.

  3. Wijzig desgewenst de afbeeldingsnaam.

  4. Klik naast Afbeelding op Bladeren.

  5. Blader naar de grafische afbeelding die u wilt gebruiken en klik vervolgens op Open (Openen).

  6. Klik op Toepassen.

  7. Herhaal stap 3 t/m 6 om extra afbeeldingen voor het inactieve scherm te bewerken.

    Opmerkingen:

    • Wanneer u de huidige afbeelding wilt bekijken, klikt u op Bekijk huidige waarde onder het veld Afbeelding.
    • Als u de afbeelding wilt herstellen, selecteert u het selectievakje Herstellen naar standaardwaarde en klikt u op Toepassen.
  8. Klik op Toepassen.

Afbeeldingen voor inactief scherm verwijderen

  1. Klik vanuit de Embedded Web Server op Instellingen > Geïntegreerde oplossingen > Achtergrond en Niet-actief scherm > Configureren.

  2. Selecteer naast de afbeeldingen voor inactief scherm de afbeelding die u wilt verwijderen en klik vervolgens op Verwijderen.

  3. Klik op Verwijderen.

  4. Klik op Toepassen.

Instellingen inactief scherm wijzigen met de Embedded Web Server

  1. Klik vanuit de Embedded Web Server op Instellingen > Geïntegreerde oplossingen > Achtergrond en Niet-actief scherm > Configureren.

  2. Zorg dat Inschakelen onder Instellingen inactief scherm is geselecteerd.

  3. Voer naast Starttijd het aantal seconden in dat de printer inactief is voor de afbeeldingen voor het inactieve scherm verschijnen.

  4. Voer naast Interval afbeelding het aantal seconden in dat het interval tussen de afbeeldingen moet duren.

  5. Klik op Toepassen.

Een configuratie exporteren en importeren met de Embedded Web Server

U kunt configuratie-instellingen exporteren naar een tekstbestand dat vervolgens kan worden geïmporteerd en gebruikt om de instellingen toe te passen op één of meer extra printers.

De configuratie exporteren
  1. Klik in de Embedded Web Server op Instellingen > Geïntegreerde oplossingen.

  2. Klik in Geïnstalleerde programma's op de naam van de toepassing die u wilt configureren.

  3. Klik op Configureren.

  4. Klik op Exporteren.

  5. Volg de prompts van de browser om het configuratiebestand op te slaan. U kunt een unieke bestandsnaam invoeren of de standaardnaam gebruiken.

    Opmerking: Wanneer de JVM-fout Onvoldoende geheugen optreedt, herhaalt u de export totdat het instellingenbestand in opgeslagen.
De configuratie importeren
  1. Klik in de Embedded Web Server op Instellingen > Geïntegreerde oplossingen.

  2. Klik in Geïnstalleerde programma's op de naam van de toepassing die u wilt configureren.

  3. Klik op Configureren.

  4. Klikt u op Importeren.

  5. Blader naar het opgeslagen configuratiebestand en laadt of bekijk het vervolgens.

    Opmerking: Wanneer een time-out optreedt en een leeg scherm verschijnt, vernieuwt u de browser en vervolgens klikt u op Toepassen.