U kunt problemen met de afdrukkwaliteit opsporen door de testpagina's voor afdrukkwaliteit af te drukken.
Zet de printer uit.
Plaats papier van A4- of Letter-formaat in de lade.
Houd en ingedrukt terwijl u de printer aanzet.
Laat de knoppen los wanneer het scherm met de voortgangsbalk wordt weergegeven.
De printer voert de opstartcyclus uit, waarna het menu Configuratie wordt weergegeven.
Raak de Pijl-omlaag herhaaldelijk aan tot
wordt weergegeven.Raak Print Quality Pages (Pagina's Afdrukkwaliteit) aan.
De testpagina's voor de afdrukkwaliteit worden afgedrukt.
Raak Back (Terug) aan.
Raak Exit Configuration (Configuratie afsluiten) aan.
Hieronder volgen mogelijke oplossingen. Probeer een of meer van de volgende oplossingen:
Verwijder de cartridge uit de printer en controleer of u het verpakkingsmateriaal van de cartridge hebt verwijderd. Plaats de cartridge terug in de printer.
Bestel een nieuwe cartridge als
wordt weergegeven.Als het probleem zich blijft voordoen, heeft de printer misschien onderhoud nodig. Neem voor meer informatie contact op met klantenondersteuning.
Hieronder volgen mogelijke oplossingen. Probeer een of meer van de volgende oplossingen:
Schuif de breedte- en lengtegeleiders in de juiste positie voor het papier dat in de printer is geplaatst.
Zorg dat de instelling voor papierformaat overeenkomt met het papier dat in de lade is geplaatst:
Controleer op het bedieningspaneel van de printer de instelling voor papierformaat in het menu Papier.
Geef de juiste instelling voor formaat op voor u de taak verzendt voor afdrukken:
Windows: geef het formaat op dat is ingesteld in Printereigenschappen.
Macintosh: geef het formaat op dat is ingesteld in het dialoogvenster Pagina-instelling.
Zorg dat de instelling voor de papiersoort overeenkomt met het papier dat in de lade is geplaatst:
Controleer op het bedieningspaneel van de printer de instelling voor papiersoort in het menu Papier.
Geef de juiste instelling voor soort op voordat u de taak verzendt voor afdrukken:
Windows: geef de soort op die is ingesteld in Printereigenschappen.
Macintosh: geef de soort op die is ingesteld in het dialoogvenster Druk af.
Selecteer een lichtere instelling voor Tonerintensiteit:
Wijzig deze instelling via het menu Kwaliteit op het bedieningspaneel van de printer.
Windows: wijzig deze instelling via Printereigenschappen.
Macintosh: wijzig deze instellingen via het dialoogvenster Druk af.
Hieronder volgen mogelijke oplossingen. Probeer een of meer van de volgende oplossingen:
Schuif de geleiders in de juiste positie voor het desbetreffende papierformaat.
Zorg dat de instelling voor papierformaat overeenkomt met het papier dat in de lade is geplaatst:
Controleer op het bedieningspaneel van de printer de instelling voor papierformaat in het menu Papier.
Geef de juiste instelling voor formaat op voor u de taak verzendt voor afdrukken:
Windows: geef het formaat op dat is ingesteld in Printereigenschappen.
Macintosh: geef het formaat op dat is ingesteld in het dialoogvenster Pagina-instelling.
Hieronder volgen mogelijke oplossingen. Probeer een of meer van de volgende oplossingen:
Zorg dat de instelling voor de papiersoort overeenkomt met het papier dat in de lade is geplaatst:
Controleer op het bedieningspaneel van de printer de instelling voor papiersoort in het menu Papier.
Geef de juiste instelling voor soort op voor u de taak verzendt voor afdrukken:
Windows: geef de soort op die is ingesteld in Printereigenschappen.
Macintosh: geef de soort op die is ingesteld in het dialoogvenster Druk af.
Vervang het papier. Gebruik papier uit een nieuw pak.
Bewaar papier altijd in de originele verpakking en pak het pas uit als u het gaat gebruiken.
Hieronder volgen mogelijke oplossingen. Probeer een van de volgende oplossingen:
Vervang het papier. Gebruik papier uit een nieuw pak.
Bewaar papier altijd in de originele verpakking en pak het pas uit als u het gaat gebruiken.
Zorg dat de instelling voor de papiersoort overeenkomt met het papier dat in de lade is geplaatst:
Controleer op het bedieningspaneel van de printer de instelling voor papiersoort in het menu Papier.
Geef de juiste instelling voor soort op voor u de taak verzendt voor afdrukken:
Windows: geef de soort op die is ingesteld in Printereigenschappen.
Macintosh: geef de soort op die is ingesteld in het dialoogvenster Druk af.
Gebruik geen papier met een ruw of vezelig oppervlak.
Vervang de tonercartridge als het bericht
wordt weergegeven of als uw afdrukken vager worden.Vervang het verhittingsstation.
Hieronder volgen mogelijke oplossingen. Probeer een of meer van de volgende oplossingen:
De instelling Tonerintensiteit is te hoog, de instelling Helderheid is te hoog of de instelling Contrast is te hoog.
Wijzig deze instellingen via het menu Kwaliteit op het bedieningspaneel van de printer.
Windows: wijzig deze instellingen via Printereigenschappen.
Macintosh: wijzig deze instellingen via het dialoogvenster Druk af en de pop-upmenu's.
Vervang het papier. Gebruik papier uit een nieuw pak.
Bewaar papier altijd in de originele verpakking en pak het pas uit als u het gaat gebruiken.
Gebruik geen papier met een ruw of vezelig oppervlak.
Zorg dat de instelling voor de papiersoort overeenkomt met het papier dat in de lade is geplaatst:
Controleer op het bedieningspaneel van de printer de instelling voor papiersoort in het menu Papier.
Geef de juiste instelling voor soort op voor u de taak verzendt voor afdrukken:
Windows: geef de soort op die is ingesteld in Printereigenschappen.
Macintosh: geef de soort op die is ingesteld in het dialoogvenster Druk af.
Vervang de cartridge.
Hieronder volgen mogelijke oplossingen. Probeer een of meer van de volgende oplossingen:
De instelling Tonerintensiteit is te laag, de instelling Helderheid is te laag of de instelling Contrast is te laag.
Wijzig deze instellingen via het menu Kwaliteit op het bedieningspaneel van de printer.
Windows: wijzig deze instellingen via Printereigenschappen.
Macintosh: wijzig deze instellingen via het dialoogvenster Druk af en de pop-upmenu's.
Vervang het papier. Gebruik papier uit een nieuw pak.
Bewaar papier altijd in de originele verpakking en pak het pas uit als u het gaat gebruiken.
Gebruik geen papier met een ruw of vezelig oppervlak.
Zorg dat de instelling voor de papiersoort overeenkomt met het papier dat in de lade is geplaatst:
Controleer op het bedieningspaneel van de printer de instelling voor papiersoort in het menu Papier.
Geef de juiste instelling voor soort op voor u de taak verzendt voor afdrukken:
Windows: geef de soort op die is ingesteld in Printereigenschappen.
Macintosh: geef de soort op die is ingesteld in het dialoogvenster Druk af.
Bestel een nieuwe tonercartridge als
wordt weergegeven.Vervang de cartridge.
Vervang het laadrolmechanisme bij storingen na iedere 28,3 mm (1,11 inch).
Vervang het overdrachtmechanisme bij storingen na iedere 51,7 mm (2,04 inch).
Vervang de inktcartridge bij storingen na iedere:
47,8 mm (1,88 inch)
96,8 mm (3,81 inch)
Vervang het verhittingsstation bij storingen na iedere:
88,0 mm (3,46 inch)
95,2 mm (3,75 inch)
Vervang de tonercartridge als u na meting een defect vindt dat niet in de bovengenoemde categorieën valt.
Hierna volgen mogelijke oplossingen. Probeer een van de volgende opties:
Schuif de geleiders in de juiste positie voor het desbetreffende papierformaat.
Zorg ervoor dat u papier gebruikt dat voldoet aan de printerspecificaties.
Plaats een nieuwe inktcartridge wanneer uw huidige cartridge is beschadigd.
Hieronder volgen mogelijke oplossingen. Probeer een van de volgende oplossingen:
Als het vulpatroon niet juist is, selecteert u een ander vulpatroon in het programma.
Gebruik een andere papiersoort.
Gebruik uitsluitend transparanten die door de printerfabrikant worden aanbevolen.
Zorg dat de instelling voor papiersoort en papierstructuur overeenkomt met het papier dat in de lade of lader is geplaatst.
Verwijder de tonercartridge uit de printer en schud de cartridge heen en weer om de toner gelijkmatig te verdelen en plaats hierna de cartridge terug in de printer.
Vervang de cartridge door de nieuwe cartridge.
Hieronder volgen mogelijke oplossingen. Probeer een of meer van de volgende oplossingen:
Verwijder de tonercartridge uit de printer en schud de cartridge heen en weer om de toner gelijkmatig te verdelen en plaats hierna de cartridge terug in de printer.
Vervang de cartridge door de nieuwe cartridge.Als het probleem zich blijft voordoen, heeft de printer misschien onderhoud nodig. Neem voor meer informatie contact op met klantenondersteuning.
Hieronder volgen mogelijke oplossingen. Probeer een van de volgende opties:
Selecteer een andere lade of lader waaruit het papier voor de taak wordt ingevoerd:
Selecteer Standaardbron in het menu Papier op het bedieningspaneel van de printer.
Windows: selecteer de papierbron via Printereigenschappen.
Macintosh: selecteer de papierbron via het dialoogvenster Druk af en de pop-upmenu's.
Vervang de cartridge.
Controleer de papierbaan rond de cartridge.
LET OP: HEET OPPERVLAK: de binnenkant van de printer kan heet zijn. Om letstel te voorkomen, moet u een heet oppervlak eerst laten afkoelen voordat u het aanraakt. |
Verwijder al het papier dat u ziet.
Verwijder eventuele zichtbare toner uit de papierbaan. Als het probleem zich blijft voordoen, kunt u contact opnemen met de afdeling voor technische ondersteuning.
Hierna volgen mogelijke oplossingen. Probeer een van de volgende opties:
Selecteer een andere lade of lader waaruit het papier voor de taak wordt ingevoerd:
Selecteer Standaardbron in het menu Papier op het bedieningspaneel van de printer.
Windows: selecteer de papierbron via Printereigenschappen.
Macintosh: selecteer de papierbron via het dialoogvenster Druk af en de pop-upmenu's.
Vervang de inktcartridge.
Controleer de papierbaan rond de cartridge.
LET OP: HEET OPPERVLAK: de binnenkant van de printer kan heet zijn. Om letstel te voorkomen, moet u een heet oppervlak eerst laten afkoelen voordat u het aanraakt. |
Verwijder al het papier dat u ziet.
Verwijder eventuele zichtbare toner uit de papierbaan. Als het probleem zich blijft voordoen, kunt u contact opnemen met de afdeling voor technische ondersteuning.
Hierna volgen mogelijke oplossingen. Probeer een van de volgende opties:
Vervang de inktcartridge.
Vervang het laadrolmechanisme.
Verwijder eventuele toner uit de papierbaan. Als het probleem zich blijft voordoen, kunt u contact opnemen met de afdeling voor technische ondersteuning.
Hieronder volgen mogelijke oplossingen. Probeer een of meer van de volgende oplossingen:
Zorg dat de instelling voor de papiersoort overeenkomt met het papier dat in de lade is geplaatst:
Controleer op het bedieningspaneel van de printer de instelling voor papiersoort in het menu Papier.
Geef de juiste instelling voor soort op voor u de taak verzendt voor afdrukken:
Windows: geef de soort op die is ingesteld in Printereigenschappen.
Macintosh: geef de soort op die is ingesteld in het dialoogvenster Druk af.
Controleer in het menu Papier op het bedieningspaneel van de printer of de instelling voor Papierstructuur overeenkomt met het papier dat in de lade is geplaatst.
Hieronder volgen mogelijke oplossingen. Probeer een van de volgende oplossingen:
Vervang de inktcartridge.
Verwijder eventuele toner uit de papierbaan. Als het probleem zich blijft voordoen, kunt u contact opnemen met de afdeling voor technische ondersteuning.
Probeer een van de volgende opties:
Gebruik alleen transparanten die door Lexmark worden aanbevolen.
Zorg ervoor dat de instelling voor de papiersoort overeenkomt met het papier dat in de lade is geplaatst:
Controleer op het bedieningspaneel van de printer de instelling voor papiersoort in het menu Papier.
Geef de juiste instelling voor soort op voor u de taak verzendt voor afdrukken:
Windows: geef de soort op die is ingesteld in Printereigenschappen.
Macintosh: geef de soort op die is ingesteld in het dialoogvenster Druk af.