Active Directory instellen

Active Directory® is een directory-service waarmee gebruikersgegevens, beveiliging, clients en afdruktaken worden beheerd. LPMC gebruikt Active Directory om bij te houden op welke werkstations afdruktaken van een specifieke gebruiker worden vastgehouden die gereed zijn om te worden vrijgegeven.

Iedere gebruiker heeft een eigen set kenmerken of eigenschappen die worden bewaard op de Active Directory-server. Deze informatie is toegankelijk in de domeincontroller-servers.

Opmerking: De installatie van Active Directory en de bijbehorende configuratie voor gegevensreplicatie kunnen vertragend werken op de beschikbaarheid van afdruktaken voor vrijgave naar de printer. Deze vertraging is te minimaliseren door het replicatie-interval te verkleinen.

Active Directory toegang verlenen tot specifieke gebruikerskenmerken

  1. Open vanuit de Active Directory-server de wizard Beheerdelegatie.

  2. Voeg een groep toe van gebruikers die toegang willen krijgen tot het kenmerk, en klik vervolgens op OK > Volgende.

  3. Maak een aangepaste taak om te delegeren en selecteer vervolgens Gebruikersobjecten in de lijst.

  4. Selecteer Eigenschap-specifiek, Leestoegang otherLoginWorkstations en Schrijftoegang otherLoginWorkstations.

  5. Volg de instructies op het computerscherm.

Gebruikerskenmerken maken voor een Active Directory-schema

Active Directory is zo ontworpen dat u bepaalde gegevens van domeingebruikers langer kunt bewaren. Sommige van deze gegevens worden mogelijk gebruikt door het systeem, zoals de gebruikersnaam, een beschrijving en het tijdstip waarop de gebruiker zich voor het laatste heeft aangemeld.

Beheerders dienen te controleren welke kenmerken niet in gebruik zijn in de huidige netwerkconfiguratie.

  1. Open de registersleutel en bewerk deze vervolgens, zodat het bewerken van kenmerken mogelijk wordt.

    Opmerking: Als de registersleutel niet bestaat, maakt u deze handmatig.
  2. Installeer de snap-in voor het Active Directory-schema.

  3. Voeg het schema toe aan de console.

    1. Typ na de opdrachtprompt mmc.

    2. Selecteer Active Directory-schema in de lijst met snap-ins en voeg deze snap-in toe.

  4. Open de snap-in voor beheerders van het Active Directory-schema.

  5. Klik met de rechtermuisknop op Kenmerken en klik vervolgens op Kenmerk maken.

    Opmerking: Als de instelling niet beschikbaar is, start u de server opnieuw op.
  6. Bevestig de wijzigingen.

  7. Voer in het dialoogvenster Nieuw kenmerk maken de vereiste gegevens in.

  8. Voeg het nieuwe kenmerk toe aan de juiste schemaklasse.

    1. Vouw Klassen uit.

    2. Klik met de rechtermuisknop op Gebruiker en klik vervolgens op Eigenschappen.

    3. Klik in het tabblad Kenmerken op Toevoegen.

    4. Selecteer het nieuwe kenmerk in de lijst.

    5. Pas de wijzigingen toe.