Als de combinatie van lampjes voor Toner is bijna op verschijnt, of als afdrukken vaag zijn, verwijdert u de tonercartridge uit de printer. Schud de cartridge een aantal malen flink heen en weer, van voor naar achter en van links naar rechts, om de toner opnieuw te verdelen. Plaats de cartridge vervolgens terug en ga verder met afdrukken. Als het schudden van de cartridge niet langer helpt om de afdrukkwaliteit te verbeteren, is het tijd om de tonercartridge te vervangen.
Opmerking: Door de pagina met menu-instellingen af te drukken, kunt u controleren hoeveel toner er nog ongeveer in de cartridge zit. |
U kunt de tonercartridge als volgt vervangen:
Open de voorklep door op de knop aan de linkerkant van de printer te drukken en de klep te laten zakken.
Druk op de knop op de basis van de fotoconductor en trek de tonercartridge aan de hendel uit het apparaat.
Haal de nieuwe tonercartridge uit de verpakking.
Let op—Kans op beschadiging: Stel de tonercartridge tijdens de vervanging niet gedurende langere tijd bloot aan direct licht. Langdurige blootstelling aan licht kan tot problemen met de afdrukkwaliteit leiden. |
Draai de cartridge in alle richtingen om de toner te verdelen.
Plaats de nieuwe tonercartridge door de rollen op de tonercartridge op één lijn te brengen met de pijlen op de geleiders van de fotoconductor. Duw de tonercartridge naar binnen tot deze vastklikt.
Sluit de voorklep.
Als het maximum aantal pagina's voor de fotoconductorkit is bereikt, wordt op de printer de combinatie van lampjes voor Fotoconductor bijna versleten of Vervang fotoconductor weergegeven.
Vervang fotoconductor |
---|
![]()
|
Als een van deze combinatie van lampjes wordt weergegeven, moet u een nieuwe fotoconductorkit bestellen. Hoewel de printer correct kan blijven werken nadat de fotoconductorkit het einde van de levensduur heeft bereikt, wordt de afdrukkwaliteit aanzienlijk minder.
Opmerking: De fotoconductorkit is slechts één item. |
U vervangt als volgt de fotoconductorkit:
Schakel de printer uit.
Trek de fotoconductorkit en de tonercartridge samen uit de printer door aan de handgreep van de tonercartridge te trekken.
Opmerking: De fotoconductorkit en tonercartridge vormen een eenheid. |
Plaats de eenheid op een effen en schoon oppervlak.
Druk op de knop op de basis van de fotoconductorkit en trek de tonercartridge aan de hendel omhoog en uit het apparaat.
Haal de nieuwe fotoconductorkit uit de verpakking.
Let op—Kans op beschadiging: Raak de trommel van de fotoconductor niet aan. Dit kan de afdrukkwaliteit van toekomstige afdruktaken verminderen. |
Plaats de tonercartridge in de fotoconductorkit door de rollen op de tonercartridge uit te lijnen met de geleiders. Duw de tonercartridge naar binnen tot deze vastklikt.
Plaats de eenheid in de printer door de pijlen op de geleiders van de eenheid uit te lijnen met de pijlen in de printer. Duw de eenheid helemaal naar binnen.
Nadat u de fotoconductorkit hebt vervangen, stelt u de teller van de fotoconductor opnieuw in:
Open de voorklep en houd ingedrukt tot alle lampjes om beurten gaan branden.
Let op—Kans op beschadiging: Als u de teller van de fotoconductor opnieuw instelt zonder fotoconductorkit te vervangen, kan de printer beschadigd raken en komt de garantie te vervallen. |
Sluit de voorklep.