De volgende tips kunnen papierstoringen helpen voorkomen:
Gebruik uitsluitend aanbevolen papier of speciaal afdrukmateriaal. Zie Ondersteunde papierformaten, -soorten, -gewichten en -hoeveelheden voor meer informatie.
Plaats niet te veel papier in de printer. Zorg ervoor dat de stapel niet hoger is dan de aangegeven maximale stapelhoogte.
Plaats nooit gekreukt, gevouwen, vochtig, gebogen of kromgetrokken papier.
Buig het papier, waaier het uit en maak er een rechte stapel van voordat u het in de printer plaatst.
Gebruik geen papier dat u zelf op maat hebt gesneden of geknipt.
Gebruik nooit papier van verschillend formaat, gewicht of soort in dezelfde papierbron.
Voer geen enveloppen in die:
gemakkelijk krullen;
vensters, gaten, perforaties, uitsnijdingen of reliëf bevatten;
metalen klemmetjes, strikken of vouwklemmetjes bevatten;
zijn samengevouwen;
zijn voorzien van postzegels;
een (gedeeltelijk) onbedekte plakstrook hebben als de klepzijde is gesloten of is dichtgeplakt;
gebogen hoeken hebben;
een ruwe, geplooide of gelaagde afwerking hebben;
aan elkaar kleven of beschadigd zijn.
Bewaar het papier in een geschikte omgeving.
Verwijder geen laden terwijl de printer bezig is met afdrukken.
Plaats geen afdrukmateriaal in de universeellader terwijl de printer bezig is met afdrukken. Plaats afdrukmateriaal in de universeellader voordat u gaat afdrukken of wacht tot u wordt gevraagd afdrukmateriaal te plaatsen.
Schuif alle laden geheel terug in de printer nadat u het papier hebt geplaatst.
Zorg ervoor dat de geleiders in de laden op de juiste wijze zijn ingesteld en niet te strak tegen het papier zijn gedrukt.
Controleer of alle papierformaten en papiersoorten op de juiste wijze zijn ingesteld in het menu op het bedieningspaneel van de printer.
Controleer of alle printerkabels goed zijn aangesloten. Raadpleeg de installatiedocumentatie voor meer informatie.