De scanner instellen voor faxen

attentiepictogram elektrische schokken LET OP—KANS OP ELEKTRISCHE SCHOK: Gebruik de faxfunctie niet tijdens onweer. Schakel tijdens onweer dit product niet in en sluit geen elektrische kabels of stroomkabels aan, zoals de fax, het netsnoer of een telefoonkabel.

Opmerkingen:

Let op—Kans op beschadiging: Raak de kabels of de printer niet aan in het aangegeven gebied als er een fax wordt verzonden of ontvangen.
Locatie van printerfaxpoort

Eerste faxconfiguratie

In veel landen en regio's is het verplicht dat uitgaande faxen de volgende informatie bevatten boven of onder aan elke verzonden pagina, of op de eerste pagina van de verzending: stationsnaam (identificatie van afzender: een bedrijf of andere entiteit, of een persoon) en stationsnummer (telefoonnummer van het verzendende faxapparaat, een bedrijf of andere entiteit, of een persoon).

Geef deze faxconfiguratiegegevens op met het bedieningspaneel van de scanner of gebruik een webbrowser om naar de Embedded Web Server te gaan en het menu Instellingen te openen.

Opmerking: Als u geen TCP/IP-omgeving gebruikt, moet u het bedieningspaneel van de scanner gebruiken om de faxconfiguratiegegevens op te geven.

Bedieningspaneel van de scanner gebruiken voor faxconfiguratie

Als u de scanner voor het eerst inschakelt of de scanner inschakelt nadat deze lang niet is gebruikt, worden enkele configuratieschermen weergegeven. Als de scanner over een faxfunctie beschikt, worden de volgende schermen weergegeven:

Faxnaam of Stationsnaam

Faxnummer of stationsnummer

  1. Voer de naam in die moet worden afgedrukt op alle uitgaande faxen wanneer Faxnaam of Stationsnaam wordt weergegeven.

  2. Raak Indienen aan.

  3. Voer het faxnummer van de printer in wanneer Faxnummer of Stationsnummer wordt weergegeven.

  4. Raak Indienen aan.

Embedded Web Server gebruiken voor faxconfiguratie

  1. Typ het IP-adres van de scanner in het adresveld van uw webbrowser.

    Als u het IP-adres van de scanner niet weet, kunt u:

    • het IP-adres op het bedieningspaneel van de scanner vinden in het TCP/IP-gedeelte in het menu Netwerken/Poorten.

    • een pagina met netwerkinstellingen afdrukken en het IP-adres in het TCP/IP-gedeelte zoeken.

  2. Klik op Instellingen > Faxinstellingen > Analoge faxinstellingen.

  3. Geef in het veld Faxnaam of Stationsnaam de naam op die moet worden afgedrukt op alle uitgaande faxen.

  4. Geef in het veld Faxnummer of Stationsnummer het faxnummer van de printer op.

  5. Klik op Verzenden.

Een faxverbinding kiezen

Scenario 1: standaardtelefoonlijn

Configuratie 1: scanner is aangesloten op een aparte faxlijn
Verbinding instellen:
  1. Sluit een uiteinde van de meegeleverde telefoonkabel aan op de LINE-poort van de scanner.

  2. Sluit het andere uiteinde van de telefoonkabel aan op een werkende analoge wandcontactdoos.

Tips voor deze configuratie:
Configuratie 2: scanner deelt de lijn met een antwoordapparaat

Aangesloten op dezelfde wandaansluiting voor telefoons

Verbinding instellen:
  1. Sluit een uiteinde van de meegeleverde telefoonkabel aan op de LINE-poort van de scanner.

  2. Sluit het andere uiteinde van de telefoonkabel aan op een werkende analoge wandcontactdoos.

  3. Sluit het antwoordapparaat aan op de EXT-poort van de scanner.

Aangesloten op verschillende wandaansluitingen

Verbinding instellen:
  1. Sluit een uiteinde van de meegeleverde telefoonkabel aan op de LINE-poort van de scanner.

  2. Sluit het andere uiteinde van de telefoonkabel aan op een werkende analoge wandcontactdoos.

Tips voor deze configuratie:
Configuratie 3: scanner deelt de lijn met een telefoon met een abonnement op een voicemaildienst
Verbinding instellen:
  1. Sluit een uiteinde van de meegeleverde telefoonkabel aan op de LINE-poort van de scanner.

  2. Sluit het andere uiteinde van de telefoonkabel aan op een werkende analoge wandcontactdoos.

  3. Sluit de telefoon aan op de EXT-poort van de scanner.

Tips voor deze configuratie:

Scenario 2: Digital Subscriber Line (DSL)

DSL splitst een gewone telefoonlijn in twee kanalen: spraakoproepen en internet. Telefoon- en faxsignalen worden beide via het spraakkanaal verzonden terwijl internetsignalen via het andere kanaal worden verzonden. Zo kunt u dezelfde lijn tegelijkertijd gebruiken voor analoge spraakoproepen (waaronder faxen) en digitale internettoegang.

U moet een DSL-filter installeren voor de analoge apparaten in uw netwerk (faxapparaat, telefoon of antwoordapparaat) om de storing tussen de twee kanalen te minimaliseren voor een verbinding van goede kwaliteit. De storing veroorzaakt ruis op de lijn, mislukte faxen en faxen van slechte kwaliteit op de scanner en een langzame internetverbinding.

U installeert als volgt een filter voor de scanner:

  1. Sluit de LINE-poort van het DSL-filter aan op de wandaansluiting.

  2. Sluit een uiteinde van de meegeleverde telefoonkabel aan op de LINE-poort van de scanner. Sluit het andere uiteinde aan op de telefoonpoort op het DSL-filter.

  3. Als u de computer wilt blijven gebruiken voor internettoegang, sluit u de computer aan op de DSL HPN-poort op het DSL-filter.

  4. Als u een telefoon wilt aansluiten op de scanner, moet u eventueel geïnstalleerde adapterstekkers verwijderen uit de EXT-poort van de scanner en de telefoon aansluiten op deze poort.

Scenario 3: VoIP-telefoondienst

Fax setup using VoIP telephone service
Verbinding instellen:
  1. Sluit een uiteinde van de meegeleverde telefoonkabel aan op de LINE-poort van de scanner.

  2. Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op de poort met het label Phone Line 1 (telefoonlijn 1) of Phone Port (telefoonpoort) op de VoIP-adapter.

    Opmerking: De poort met het label Phone Line 2 (telefoonlijn 2) of Fax Port (faxpoort) is niet altijd actief. VoIP-aanbieders kunnen u extra geld in rekening brengen voor het activeren van een tweede telefoonpoort.
  3. Sluit de telefoon aan op de EXT-poort van de scanner.

Tips voor deze configuratie:

Scenario 4: digitale telefoondienst via een kabelaanbieder

Configuratie 1: scanner is rechtstreeks aangesloten op een kabelmodem
  1. Sluit een uiteinde van de meegeleverde telefoonkabel aan op de LINE-poort van de scanner.

  2. Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op de poort met het label Phone Line 1 (telefoonlijn 1) of Phone Port (telefoonpoort) op het kabelmodem.

    Opmerking: De poort met het label Phone Line 2 (telefoonlijn 2) of Fax Port (faxpoort) is niet altijd actief. VoIP-aanbieders kunnen u extra geld in rekening brengen voor het activeren van een tweede telefoonpoort.
  3. Sluit uw analoge telefoon aan op de EXT-poort van de scanner.

Opmerkingen:

Configuratie 2: scanner is aangesloten op een wandaansluiting; kabelmodem bevindt zich ergens anders in het gebouw
  1. Sluit een uiteinde van de meegeleverde telefoonkabel aan op de LINE-poort van de scanner.

  2. Sluit het andere uiteinde van de telefoonkabel aan op een werkende analoge telefoonwandcontactdoos.

  3. Sluit uw analoge telefoon aan op de EXT-poort van de scanner.

Scenario 5: Landen of regio's met afwijkende telefoonwandcontactdozen en pluggen

In sommige landen en regio's zijn de aansluitingen voor de telefoonwandcontactdozen anders dan diegene die bij de scanner geleverd zijn. De standaard wandaansluiting in de meeste landen is RJ-11. Uw scanner wordt geleverd met de RJ-11-contactdoos en een telefoonkabel met RJ-11-stekker.

Wanneer de wandcontactdoos of de apparatuur in uw gebouw niet compatibel is met dit soort aansluitingen, dient u een telefoonadapter te gebruiken. Wanneer er in uw land of regio geen adapter bij de scanner wordt geleverd, kunt u deze los aanschaffen.

Er kan een plug zijn geïnstalleerd in de EXT-poort van de scanner. Wanneer u een telefoonadapter gebruikt of wanneer er in het bedradingsschema van een gebouw sprake is van cascade- of een serieschakeling, dient u de adapterstekker niet te verwijderen uit de EXT-poort van de scanner.

Artikelnaam

Artikelnummer

Lexmark-adapterstekker

40X8519


Scanner aansluiten op een niet-RJ-11-wandaansluiting
  1. Sluit een uiteinde van de meegeleverde telefoonkabel aan op de LINE-poort van de scanner.

  2. Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op de RJ-11-adapter en sluit de adapter vervolgens aan op de wandaansluiting.

  3. Als u een ander apparaat (telefoon of antwoordapparaat) op deze wandaansluiting wilt aansluiten, moet u dit apparaat rechtstreeks aansluiten op de telefoonadapter als het apparaat een niet-RJ-11-connector heeft.

  4. Opmerkingen:

De scanner aansluiten op een wandaansluiting in Duitsland

De Duitse wandaansluiting heeft twee soorten poorten. De N-poorten zijn voor faxapparaten, modems en antwoordapparaten. De F-poort is voor telefoons.

Sluit de scanner aan op een van de N-poorten.

  1. Sluit een uiteinde van de meegeleverde telefoonkabel aan op de LINE-poort van de scanner.

  2. Sluit het andere uiteinde van de telefoonkabel aan op de RJ-11-adapter en sluit de adapter vervolgens aan op een N-poort.

  3. Als u een telefoon en een antwoordapparaat wilt aansluiten op dezelfde wandaansluiting, moet u de apparaten aansluiten zoals aangegeven.

  4. Opmerking: Verwijder de adapterstekker niet uit de EXT-poort van de scanner als u verbinding maakt met een serie- of cascade-geschakeld telefoonsysteem.

Abonneren op speciale belsignalen

Een abonnement op speciale belsignalen is mogelijk beschikbaar bij uw telefoonbedrijf. Dit abonnement maakt het mogelijk om meerdere telefoonnummers te hebben op één telefoonlijn, waarbij elk telefoonnummer een ander signaal heeft. Dit kan nuttig zijn als u onderscheid wilt maken tussen faxoproepen en telefoongesprekken. Als u een abonnement heeft op speciale belsignalen dient u de stappen hierna te volgen om de apparatuur aan te sluiten:

  1. Sluit een uiteinde van de meegeleverde telefoonkabel aan op de LINE-poort line jack on rear of printer van de scanner.

  2. Sluit het andere uiteinde van de telefoonkabel aan op een werkende analoge telefoonwandcontactdoos.

    Connect the phone line to the printer and wall outlet
  3. Wijzig de instelling Speciale belsignalen zodat die overeenkomt met de instelling waarop u wilt dat de scanner antwoordt.

    Opmerking: de standaardinstelling voor speciale belsignalen is Aan. Hierdoor beantwoordt de scanner oproepen met één, twee of drie signalen.
    1. Blader in het beginscherm naar:

      the menu icon >Instellingen >Faxinstellingen >Analoge faxinstellingen

    2. Selecteer in het veld Beantwoorden na de gewenste instelling voor het speciale belsignaal en raak vervolgens Indienen aan.

Fax- of stationsnaam en -nummer voor uitgaande faxen instellen

  1. Typ het IP-adres van de scanner in het adresveld van uw webbrowser.

    Als u het IP-adres van de scanner niet weet, kunt u:

    • Het IP-adres op het bedieningspaneel van de scanner vinden in het TCP/IP-gedeelte in het menu Netwerken/Poorten.

    • Een pagina met netwerkinstellingen afdrukken en het IP-adres in het TCP/IP-gedeelte zoeken.

  2. Klik op Instellingen > Faxinstellingen > Analoge faxinstellingen.

  3. Geef in het veld Faxnaam of Stationsnaam de naam op die moet worden afgedrukt op alle uitgaande faxen.

  4. Geef in het veld Faxnummer of Stationsnummer het faxnummer van de printer op.

  5. Klik op Verzenden.

De datum en tijd instellen

U kunt de datum en tijd instellen zodat op elke fax die u verzendt, de datum en tijd wordt afgedrukt.

  1. Open een webbrowser en typ het IP-adres van de scanner in de adresbalk.

    Opmerkingen:

    • Controleer het IP-adres van de scanner op het startscherm van de scanner. Het IP-adres bestaat uit vier sets met cijfers gescheiden door punten: 123.123.123.123.
    • Als u een proxyserver gebruikt, moet u deze tijdelijk uitschakelen zodat de webpagina correct kan worden geladen.
  2. Klik op Instellingen >Beveiliging >Datum en tijd instellen.

  3. Geef de huidige datum en tijd op in het veld Datum en tijd handmatig instellen.

  4. Klik op Verzenden.

  5. Opmerking: U kunt het beste deze netwerktijd gebruiken.

De scanner configureren voor zomertijd

De scanner kan zo worden ingesteld dat deze automatisch de tijd aan de zomertijd aanpast:

  1. Typ het IP-adres van de scanner in het adresveld van uw webbrowser.

    Als u het IP-adres van de scanner niet weet, kunt u:

    • Het IP-adres op het bedieningspaneel van de scanner vinden in het TCP/IP-gedeelte in het menu Netwerken/Poorten.

    • Een pagina met netwerkinstellingen afdrukken en het IP-adres in het TCP/IP-gedeelte zoeken.

  2. Klik op Beveiliging > Datum en tijd instellen.

  3. Schakel het selectievakje Automatisch zomertijd gebruiken in en geef in het gedeelte Aangepaste instelling tijdzone de begin- en einddatum voor de zomertijd op.

  4. Klik op Verzenden.