Supplies vervangen

Tonercartridge vervangen

Verwijder de tonercartridge als het bericht 88 Toner bijna op wordt weergegeven of als uw afdrukken vager worden. Schud de cartridge een aantal malen flink heen en weer, van voor naar achter en van links naar rechts, om de toner opnieuw te verdelen. Plaats de cartridge vervolgens terug en ga verder met afdrukken. Als de afdrukkwaliteit niet langer wordt verbeterd door te schudden, moet u de tonercartridge vervangen.

Opmerking: U krijgt een indicatie van de hoeveelheid resterende toner in de cartridge door een pagina met menu-instellingen af te drukken.

Vervang de tonercartridge als volgt:

  1. Open de voorklep door op de knop aan de linkerzijde van de printer te drukken en laat de voorklep zakken.

  2. Druk op de knop onder aan de fotoconductorkit en trek de tonercartridge naar buiten met het handvat.

  3. Pak de nieuwe tonercartridge uit.

  4. Schud de cartridge in alle richtingen om de toner te verdelen.

  5. Zorg dat de rollen op de nieuwe tonercartridge op één lijn zijn met de pijlen op de geleiders van de fotoconductorkit. Druk de tonercartridge zo ver mogelijk naar binnen. De cartridge klikt vast wanneer deze correct is geïnstalleerd.

  6. Sluit de voorklep.

Fotoconductorkit vervangen

Voordat de fotoconductorkit de maximale hoeveelheid pagina’s bereikt, wordt automatisch het bericht 84 Fc-kit bijna versleten of 84Vervang fc-kit weergegeven op de display. U kunt ook de status van de fotoconductorkit controleren door een pagina met menu-instellingen af te drukken.

Als 84 Fc-kit bijna versleten of 84 Vervang fc-kit eerst verschijnt, moet u meteen een nieuwe fotoconductorkit bestellen. Hoewel de printer correct kan blijven werken nadat de fotoconductorkit het einde van de levensduur heeft bereikt, wordt de afdrukkwaliteit aanzienlijk minder.

Opmerking: de fotoconductorkit is slechts één van de items.
  1. Open de voorklep door op de knop aan de linkerzijde van de printer te drukken en laat de voorklep zakken.

  2. Trek de fotoconductorkit en de tonercartridge samen uit de printer door aan de handgreep van de tonercartridge te trekken.

    Opmerking: de fotoconductorkit en tonercartridge vormen een eenheid.

    Plaats de eenheid op een vlak, schoon oppervlak.

  3. Druk op de knop onder aan de fotoconductorkit. Trek de tonercartridge omhoog en uit de printer met behulp van de handgreep.

  4. Pak de nieuwe fotoconductor uit. Raak de trommel van de fotoconductor niet aan.

    Let op—Kans op beschadiging: bij het vervangen van de fotoconductorkit mag deze niet gedurende langere tijd worden blootgesteld aan direct licht. Door langdurige blootstelling aan licht kunnen problemen met de afdrukkwaliteit optreden.
  5. Plaats de tonercartridge in de fotoconductorkit door de rollen op de tonercartridge uit te lijnen met de geleiders. Druk op de tonercartridge tot deze vastklikt.

  6. Plaats de eenheid in de printer door de pijlen op de geleiders van de eenheid uit te lijnen met de pijlen in de printer. Druk de eenheid zo ver mogelijk naar binnen.

  7. Nadat u de fotoconductorkit hebt vervangen, stelt u de teller van de fotoconductor opnieuw in. Raadpleeg de instructies die bij de nieuwe fotoconductoreenheid zijn geleverd voor het opnieuw instellen van de teller.

    Let op—Kans op beschadiging: als u de teller van de fotoconductor opnieuw instelt zonder de fotoconductor te vervangen, kan de printer beschadigd raken en komt de garantie te vervallen.
  8. Sluit de voorklep.