Druk de hendel van de universeellader naar links.
Open de universeellader.
Pak het verlengstuk vast en trek het recht naar buiten totdat het volledig is uitgetrokken.
Zorg dat het papier klaar is om geplaatst te worden.
Buig de vellen enkele malen om ze los te maken en waaier ze vervolgens uit. Vouw of kreuk het papier niet. Maak een rechte stapel op een vlakke ondergrond.
Houd transparanten bij de randen vast en waaier ze uit. Maak een rechte stapel op een vlakke ondergrond.
Opmerking: Raak de afdrukzijde van transparanten niet aan. Zorg dat er geen krassen op komen. |
Buig een stapel enveloppen enkele malen om deze los te maken en waaier ze vervolgens uit. Maak een rechte stapel op een vlakke ondergrond.
Kijk waar de indicator en het nokje voor de maximale stapelhoogte zich bevinden.
Opmerking: Laat de stapel niet boven de maximale stapelhoogte uitkomen door te veel papier onder de indicator te duwen. |
1 | Nokje |
2 | Stapelhoogte-indicator |
3 | Breedtegeleider |
4 | Formaatindicatoren |
Plaats het papier en verstel de breedtegeleider zodat deze licht tegen de rand van de stapel papier drukt.
Plaats papier, karton en transparanten met de aanbevolen afdrukzijde naar beneden en met de bovenzijde eerst.
Plaats enveloppen met de klepzijde omhoog.
Let op—Kans op beschadiging: Gebruik geen enveloppen met postzegels, klemmetjes, drukkers, vensters, bedrukte binnenzijde of zelfklevende sluitingen. Het gebruik van deze enveloppen kan de printer ernstig beschadigen. |
Opmerkingen:
Duw het papier voorzichtig en zo ver mogelijk in de universeellader. Het papier hoort vlak in de universeellader te liggen. Zorg ervoor dat het papier losjes in de universeellader past en niet is omgebogen of gekreukt.
Stel via het bedieningspaneel van de printer het papierformaat en de papiersoort in.