Typ het IP-adres of de hostnaam van de printer in het adresveld van uw webbrowser.
Als u het IP-adres of de hostnaam van de printer niet weet, kunt u:
deze informatie vinden op het beginscherm van het bedieningspaneel van de printer of in het TCP/IP-gedeelte in het menu Netwerken/Poorten.
Druk een pagina met de netwerkconfiguratie of de menu-instellingen af en zoek de gegevens in het gedeelte TCP/IP.
Klik op Instellingen of Configuratie.
Klik op Device Solutions > Solutions (eSF) of klik op Embedded Solutions.
Klik op het tabblad Systeem Log
Selecteer een toepassingsstatus in het menu Filter.
Selecteer een toepassing in het menu Toepassing en klik op Verzenden.
Controleer of het bestand dat u wilt scannen niet is geopend door een andere toepassing of gebruiker.
Om fouten te voorkomen, moet u controleren of Tijdstempel toevoegen of Overschrijf bestaand bestand is geselecteerd in de configuratie-instellingen van de bestemming.
In de configuratie-instellingen van de bestemming verlaagt u de scaninstellingen. U verlaagt bijvoorbeeld de scanresolutie door Kleur uit te schakelen of door het Inhoudstype in Tekst te wijzigen.
Neem contact op met de klantenservice wanneer u het probleem nog steeds niet kunt opsporen.
Als de bladwijzer naar het formulier is aangemaakt in een submap van de map Bladwijzers, zal deze niet beschikbaar zijn onder de oplossing Formulieren. Verwijder de bladwijzer en maak deze opnieuw in de hoofdmap van Bladwijzers.
De printer valideert geen bladwijzers. Als de URL of de netwerklocatie die is aangegeven toen de bladwijzer werd aangemaakt onjuist is, zal de printer geen toegang krijgen tot het document.
Als de bladwijzer met een andere toepassing is gemaakt, kan deze niet via Formulieren en favorieten worden geopend.
Als de toepassing is geconfigureerd om de MFP-verificatiereferenties te gebruiken, moeten de instellingen voor printerverificatie worden geconfigureerd met de Embedded Web Server.
Raadpleeg de beheerdershandleiding voor de Embedded Web Server op www.lexmark.com voor meer informatie over het configureren van instellingen voor printerverificatie.
Controleer of de map of het bronbestand wordt gedeeld op het netwerk.
Als de bestemming is verplaatst, is het netwerkadres mogelijk gewijzigd. Het netwerkadres van de bestemming is toegankelijk via de Embedded Web Server.
Controleer of alle benodigde netwerkkabels stevig zijn aangesloten en of de netwerkinstellingen van de printer correct zijn geconfigureerd. Raadpleeg de Handleiding netwerken op de cd Software en documentatie die bij de printer is geleverd voor informatie over het gebruiken van de printer in een netwerk.
Als het bronbestand zich binnen een ander domein bevindt dan de printer, kunt u de bestemming bewerken op de configuratiepagina van de toepassing en de juiste domeingegevens invoeren in de velden Netwerkadres en Netwerkdomein. Als u het netwerkadres niet weet van de computer waarop de bronbestanden staan, dient u contact op te nemen met de afdeling voor systeemondersteuning.
U kunt ook de domeinnaam toevoegen aan de lijst Domeinzoekvolgorde bij de netwerkconfiguratie van de printer.
Typ het IP-adres of de hostnaam van de printer in het adresveld van uw webbrowser.
Als u het IP-adres of de hostnaam van de printer niet weet, kunt u:
deze informatie vinden op het beginscherm van het bedieningspaneel van de printer of in het TCP/IP-gedeelte in het menu Netwerken/Poorten.
Druk een pagina met de netwerkconfiguratie of de menu-instellingen af en zoek de gegevens in het gedeelte TCP/IP.
Klik op Instellingen of Configuratie.
Klik op Device Solutions > Solutions (eSF) of klik op Embedded Solutions.
Klik op het tabblad Systeem Log.
Selecteer een toepassingsstatus in het menu Filter.
Selecteer een toepassing in het menu Toepassing en klik op Verzenden.
Klik in Embedded Web Server op Instellingen of Configuratie.
Klik op Device Solutions > Solutions (eSF) of klik op Embedded Solutions.
Klik op de naam van de toepassing > Configureren.
Ga naar het gedeelte Knop beginscherm, selecteer bij Optie weergeven de instelling Knop altijd weergeven en klik vervolgens op Toepassen.
Controleer in de configuratie-instellingen van de toepassing of de bestemming geldig is.
Als de bestemming is verplaatst, is het netwerkadres mogelijk gewijzigd. Het netwerkadres van de bestemming is toegankelijk via de Embedded Web Server.
Als de bestemming zich binnen een ander Windows-domein dan de printe bevindt, kunt u de bestemming bewerken op de configuratiepagina van de toepassing en de juiste Windows-domeininformatie invoeren in het domeinveld bij Netwerkmapadres. U kunt ook de domeinnaam toevoegen aan de lijst Domeinzoekvolgorde bij de netwerkconfiguratie van de printer.
Als de bestemming zich bevindt op een computer die een nieuwere versie van het Windows-besturingssysteem gebruikt (Windows XP of nieuwer) en de firewall van Windows is ingeschakeld, kan de printer mogelijk geen informatie naar de bestemming verzenden als de bestemming en de printer zich op verschillende subnetten bevinden. De firewall van Windows moet zo worden geconfigureerd dat er communicatie mogelijk is met het subnet waarop de printer zich bevindt of de bestemming moet worden geïnstalleerd op hetzelfde subnet als de printer. Neem contact op met uw systeembeheerder voor meer informatie.
Als de drie configuratie-instellingen in het gedeelte Bestandsnaam op de configuratiepagina voor de toepassing niet zijn geselecteerd (gebruiker toestaan om bestandsnaam in te voeren; tijdstempel toevoegen; bestaand bestand overschrijven) en de bestemming al een bestand met de standaardnaam bevat, is het niet mogelijk om het pas gescande bestand te onderscheiden van het bestand in de bestemming. De printer kan het oude bestand niet overschrijven, het nieuwe bestand zal geen tijdstempel ontvangen om het te onderscheiden van het oude bestand en de gebruiker zal het nieuwe bestand geen andere naam kunnen geven. In dit geval moet of het oude bestand worden verwijderd van de bestemming, of één van de hiervoor genoemde instellingen moet worden ingeschakeld.
Controleer alle netwerkaansluitingen en kijk of de netwerkinstellingen van de printer correct zijn geconfigureerd. Raadpleeg de Handleiding netwerken op de cd Software en documentatie die bij de printer is geleverd voor informatie over het gebruiken van de printer in een netwerk.
Controleer of de LDAP-instellingen op de juiste wijze zijn geconfigureerd bij uw printerinstallatie en in het dialoogvenster Instellingen. Neem contact op met de systeembeheerder voor meer informatie over LDAP-instellingen.
Wis de inhoud van het veld Padsuffix in het venster Bestemming bewerken of wijzig op de bestemmingsserver de hoofdmap van de gebruiker zodat deze overeenkomt met de gegevens in het veld Padsuffix.
Bepaalde flashstations zijn niet compatibel met de printer. Uw flashstation zou minimaal:
Compatibel moeten zijn met USB 2.0
De Full-Speed-standaard moeten ondersteunen (apparaten met een lage snelheid worden niet ondersteund)
Over een type "A" USB-connector moeten beschikken
Het FAT-bestandssysteem moeten ondersteunen (NTFS-bestandssysteem wordt niet ondersteund)
Raadpleeg de website van Lexmark op voor een lijst van geteste en goedgekeurde flashstations op www.lexmark.com.
Als u uw wachtwoord voor uw Mijn MFP-profiel bent vergeten, dan moet u het profiel verwijderen van uw USB-station, het station in een MFP plaatsen en de configuratiewizard opnieuw uitvoeren. U verwijdert als volgt het Mijn MFP-profiel handmatig van uw USB-station:
Plaats het USB-station in een computer.
Zoek het .mymfp.preferences-bestand, en alle andere bestanden die beginnen met .mymfp (deze bestanden zullen op dezelfde locatie staan).
Verwijder alle bestanden die beginnen met .mymfp.