Papierstoringsberichten worden weergegeven op de display van het bedieningspaneel en geven ook het gedeelte van de printer aan waar de storing is opgetreden. Als er meerdere storingen zijn opgetreden, wordt het aantal vastgelopen pagina's aangegeven.
De volgende tips kunnen ook helpen om papierstoringen te voorkomen:
Zorg ervoor dat het papier vlak in de lade is geplaatst.
Verwijder geen laden terwijl de printer bezig is met afdrukken.
Plaats geen afdrukmateriaal in een lade terwijl de printer bezig is met afdrukken. Plaats afdrukmateriaal voordat u gaat afdrukken of wacht tot u wordt gevraagd afdrukmateriaal te plaatsen.
Plaats niet te veel papier. Zorg ervoor dat de stapel niet hoger is dan de aangegeven maximale stapelhoogte.
Zorg ervoor dat de geleiders in de lade of de universeellader op de juiste wijze zijn ingesteld en niet te strak tegen het papier of de enveloppen zijn geplaatst.
Duw de lade stevig in de printer nadat u het afdrukmateriaal hebt geplaatst.
Gebruik uitsluitend aanbevolen papier of speciaal afdrukmateriaal.
Plaats nooit gekreukt, gevouwen, vochtig, gebogen of kromgetrokken papier.
Buig het papier, waaier het uit en maak er een rechte stapel van voordat u het in de printer plaatst.
Gebruik geen papier dat u zelf op maat hebt gesneden of geknipt.
Gebruik nooit papier van verschillend formaat, gewicht of soort in dezelfde papierbron.
Controleer of alle papierformaten en papiersoorten op de juiste wijze zijn ingesteld in de menu's op het bedieningspaneel van de printer.
Bewaar het papier volgens de aanbevelingen van de fabrikant.
Wanneer er een storing optreedt, wordt een bericht op de display weergegeven met de locatie van de storing. Open alle kleppen en verwijder de laden zodat u bij de papierstoring kunt. U kunt de papierstoring alleen oplossen door al het vastgelopen papier in de papierbaan te verwijderen.
Storingsnummers | Oplossing |
---|---|
200–202 | Open klep A en verwijder het vastgelopen papier. |
203 | Open de kleppen A en E en verwijder al het vastgelopen papier. |
230 | Laat de duplexeenheid (Klep D) zakken en verwijder het vastgelopen papier. Open de kleppen A en E en verwijder al het vastgelopen papier. |
231 | Laat de duplexeenheid (Klep D) zakken en verwijder het vastgelopen papier. Open klep A en verwijder het vastgelopen papier. |
24x | Open alle laden en verwijder het vastgelopen papier. |
250 |
|
280–281 | Open klep A en verwijder het vastgelopen papier. Open klep F en verwijder het vastgelopen papier. |
282 | Open klep F en verwijder het vastgelopen papier. |
283 | Open klep H en verwijder het vastgelopen papier. |
284 | Laat de duplexeenheid (Klep D) zakken en verwijder het vastgelopen papier. Open de kleppen A en E en verwijder al het vastgelopen papier. |
285–286 | Open klep H en verwijder het vastgelopen papier. |
287–288 | Open klep F en klep G en verwijder het vastgelopen papier. |
289 | Open klep G en verwijder het vastgelopen papier. |
290–294 papierstoringen | Open de klep van de ADI en de klep van de scanner. Verwijder vervolgens vastgelopen afdrukmateriaal. |
293 |
|
Druk de ontgrendelingshendel omhoog om klep A te openen en laat de klep zakken.
![]() | LET OP—HEET OPPERVLAK: de binnenkant van de printer kan heet zijn. Om letstel te voorkomen, moet u een heet oppervlak eerst laten afkoelen voordat u het aanraakt. |
Trek het vastgelopen papier omhoog en naar u toe.
Opmerking: als het vastgelopen papier niet direct beweegt, houd dan op met trekken. Druk de groene hendel omlaag en trek eraan zodat het vastgelopen papier gemakkelijker kan worden verwijderd. Zorg dat u alle snippers papier eruit haalt. |
Sluit klep A.
Druk de ontgrendelingshendel omhoog om klep A te openen en laat de klep zakken.
![]() | LET OP—HEET OPPERVLAK: de binnenkant van de printer kan heet zijn. Om letstel te voorkomen, moet u een heet oppervlak eerst laten afkoelen voordat u het aanraakt. |
Trek het vastgelopen papier omhoog en naar u toe.
Opmerking: als het vastgelopen papier niet direct beweegt, houd dan op met trekken. Druk de groene hendel omlaag en trek eraan zodat het vastgelopen papier gemakkelijker kan worden verwijderd. Zorg dat u alle snippers papier eruit haalt. |
Sluit klep A.
Druk de ontgrendelingshendel omhoog om klep A te openen en laat de klep zakken.
![]() | LET OP—HEET OPPERVLAK: de binnenkant van de printer kan heet zijn. Om letstel te voorkomen, moet u een heet oppervlak eerst laten afkoelen voordat u het aanraakt. |
Druk de ontgrendelingshendel in om klep E te openen en laat de klep zakken.
Trek het vastgelopen afdrukmateriaal omhoog.
Sluit klep E.
Sluit klep A.
Open klep D.
Verwijder het vastgelopen papier.
Sluit klep D.
Druk de ontgrendelingshendel omhoog om klep A te openen en laat de klep zakken.
![]() | LET OP—HEET OPPERVLAK: de binnenkant van de printer kan heet zijn. Om letstel te voorkomen, moet u een heet oppervlak eerst laten afkoelen voordat u het aanraakt. |
Druk de ontgrendelingshendel in om klep E te openen en laat de klep zakken.
Trek het vastgelopen afdrukmateriaal omhoog.
Sluit klep E.
Sluit klep A.
Open klep D.
Verwijder het vastgelopen papier.
Sluit klep D.
Druk de ontgrendelingshendel omhoog om klep A te openen en laat de klep zakken.
![]() | LET OP—HEET OPPERVLAK: de binnenkant van de printer kan heet zijn. Om letstel te voorkomen, moet u een heet oppervlak eerst laten afkoelen voordat u het aanraakt. |
Trek het vastgelopen papier omhoog en naar u toe.
Opmerking: als het vastgelopen papier niet direct beweegt, houd dan op met trekken. Druk de groene hendel omlaag en trek eraan zodat het vastgelopen papier gemakkelijker kan worden verwijderd. Zorg dat u alle snippers papier eruit haalt. |
Sluit klep A.
Verwijder lade 1 uit de printer.
Verwijder het vastgelopen papier.
Plaats lade 1.
Nadat u al het vastgelopen papier hebt verwijderd wordt het afdrukken hervat.
Druk de ontgrendelingshendel omhoog om klep A te openen en laat de klep zakken.
![]() | LET OP—HEET OPPERVLAK: de binnenkant van de printer kan heet zijn. Om letstel te voorkomen, moet u een heet oppervlak eerst laten afkoelen voordat u het aanraakt. |
Trek het vastgelopen papier omhoog en naar u toe.
Opmerking: als het vastgelopen papier niet direct beweegt, houd dan op met trekken. Druk de groene hendel omlaag en trek eraan zodat het vastgelopen papier gemakkelijker kan worden verwijderd. Zorg dat u alle snippers papier eruit haalt. |
Sluit klep A.
Open klep B.
Trek het vastgelopen papier omhoog en naar u toe.
Sluit klep B.
Raak Doorgaan aan.
Open klep C.
Trek het vastgelopen papier omhoog en naar u toe.
Sluit klep C.
Raak Doorgaan aan.
Verwijder het papier uit de universeellader.
Buig de vellen papier enkele malen om deze los te maken en waaier ze vervolgens uit. Vouw of kreuk het papier niet. Maak op een vlakke ondergrond de stapel recht.
Plaats het papier in de universeellader.
Schuif de papiergeleider tegen de rand van het papier.
Druk de ontgrendelingshendel omhoog om klep A te openen en laat de klep zakken.
![]() | LET OP—HEET OPPERVLAK: de binnenkant van de printer kan heet zijn. Om letstel te voorkomen, moet u een heet oppervlak eerst laten afkoelen voordat u het aanraakt. |
Trek het vastgelopen papier omhoog en naar u toe.
Opmerking: als het vastgelopen papier niet direct beweegt, houd dan op met trekken. Druk de groene hendel omlaag en trek eraan zodat het vastgelopen papier gemakkelijker kan worden verwijderd. Zorg dat u alle snippers papier eruit haalt. |
Sluit klep A.
Open klep F.
Verwijder het vastgelopen papier.
Sluit klep F.
Open klep F.
Verwijder het vastgelopen papier.
Sluit klep F.
Til klep H op.
Verwijder het vastgelopen papier.
Sluit klep H.
Open klep G.
Houd de hendel van de nietjeshouder ingedrukt en verplaats de houder naar rechts.
Trek flink aan de gekleurde tab om de nietjeshouder te verwijderen.
Til de nietbescherming aan het metalen nokje omhoog en verwijder het blok nietjes.
Gooi het hele blok nietjes weg.
Controleer de transparante bescherming op de bodem van de cartridgehouder om te zien of er geen nietjes vastzitten bij de printeringang.
Druk de nietbescherming omlaag totdat deze vastklikt.
Druk de nietjeshouder stevig in het nietapparaat totdat de houder vastklikt.
Sluit klep G.
wordt weergegeven. Hierbij wordt gecontroleerd of het nietapparaat naar behoren werkt.
Open klep F.
Verwijder het vastgelopen papier.
Sluit klep F.
Open klep G.
Verwijder het vastgelopen papier.
Sluit klep G.
Til klep H op.
Verwijder het vastgelopen papier.
Sluit klep H.
Til klep H op.
Verwijder het vastgelopen papier.
Sluit klep H.
Open klep F.
Verwijder het vastgelopen papier.
Sluit klep F.
Open klep G.
Verwijder het vastgelopen papier.
Sluit klep G.
Verwijder alle originele documenten uit de ADI.
Til de hendel van de ADI-klep op.
Open de klep van de ADI en verwijder vastgelopen papier.
![]() | ![]() | ![]() |
Til de velbeschermer omhoog.
Draai het papierdoorvoerwieltje naar links om vastgelopen pagina's te kunnen verwijderen.
![]() | ![]() |
Sluit de klep van de ADI.
Open de klep van de scanner en verwijder vastgelopen pagina's.
Sluit de klep van de scanner.
Raak Doorgaan aan.
Er is een scantaak naar de printer verzonden, maar er bevindt zich geen origineel document in de ADI. Probeer een van de volgende oplossingen:
Raak Doorgaan aan als er geen scantaak actief is wanneer het interventiebericht wordt weergegeven. Hierdoor wordt het bericht gewist.
Druk op Taak annuleren als er een scantaak wordt verwerkt wanneer het bericht wordt weergegeven. Hierdoor wordt de taak geannuleerd en het bericht gewist.
Raak Scannen vanaf de automatische documentinvoer aan als Herstel na scannerstoring actief is. Het scannen wordt direct na de laatste correct gescande pagina vanuit de ADI voortgezet.
Druk op Scannen vanaf de flatbed aan als Herstel na scannerstoring actief is. Het scannen wordt direct na de laatste correct gescande pagina vanaf de glasplaat voortgezet.
Druk op Opdracht afmaken zonder nog te scannen als Herstel na scannerstoring actief is. De taak wordt na de laatste correct gescande pagina beëindigd, maar de taak wordt niet geannuleerd. Correct gescande pagina's gaan naar hun uiteindelijke bestemming: kopie, fax, e-mail of FTP.
Raak Taak opnieuw starten aan als Herstel na storing actief is en de taak opnieuw kan worden gestart. Het bericht wordt gewist. Er wordt een nieuwe scantaak gestart met dezelfde parameters als die van de vorige taak.