Serieel afdrukken instellen

Bij serieel afdrukken worden gegevens bit voor bit verzonden. Hoewel serieel afdrukken doorgaans trager is dan parallel afdrukken, is dit de voorkeursmethode als de afstand tussen printer en computer erg groot is, of als er geen verbinding met een betere doorvoersnelheid beschikbaar is.

Nadat u de seriële printer hebt geïnstalleerd, moet u de printer en computer configureren zodat deze kunnen communiceren. Zorg ervoor dat u de seriële kabel hebt aangesloten op de seriële poort van de printer.

  1. Stel de parameters in op de printer:

    1. Blader op het bedieningspaneel van de printer naar het menu met de poortinstellingen.

    2. Ga naar het submenu met instellingen voor de seriële poort.

    3. Wijzig zo nodig de instellingen.

    4. Sla de nieuwe instellingen op.

    5. Druk een pagina met menu-instellingen af.

  2. Installeer het printerstuurprogramma:

    1. Plaats de cd Software en documentatie in de computer. De cd wordt automatisch gestart.

      Als de cd na een minuut niet wordt gestart, start u de cd handmatig:

      1. Klik op of op Start en klik vervolgens op Uitvoeren.

      2. Selecteer Start > Zoeken of Start > Uitvoeren en typ D:\setup.exe. Hierbij vervangt u D door de letter van uw cd- of dvd-station.

    2. Klik op Printer en software installeren.

    3. Klik op Agree (Akkoord) om de licentieovereenkomst voor printersoftware te accepteren.

    4. Klik op Custom (Aangepast).

    5. Controleer of Onderdelen selecteren is geselecteerd en klik op Next (Volgende).

    6. Controleer of Lokaal is geselecteerd en klik op Next (Volgende).

    7. Selecteer de printerfabrikant in het menu.

    8. Selecteer het printermodel in het menu en klik op Add Printer (Printer toevoegen).

    9. Klik op + naast het printermodel bij Onderdelen selecteren.

    10. Controleer of de juiste printerpoort beschikbaar is bij Onderdelen selecteren. Dit is de poort van de computer waarop de seriële kabel is aangesloten. Als de juiste poort niet beschikbaar is, selecteert u de poort in het menu Poort selecteren en klikt u op Add Port (Poort toevoegen).

    11. Breng de benodigde wijzigingen in de configuratie-instellingen aan in het venster Nieuwe poort toevoegen. Klik op Add Port (Poort toevoegen) om de poort toe te voegen.

    12. Controleer of het selectievakje naast het geselecteerde printermodel is ingeschakeld.

    13. Selecteer de overige extra software die u wilt installeren en klik op Next (Volgende).

    14. Klik op Finish (Voltooien) om de installatie van de printersoftware af te ronden.

  3. Stel de parameters in voor de COM-poort.

    Nadat het printerstuurprogramma is geïnstalleerd, moet u de seriële parameters instellen voor de communicatiepoort (COM) die aan het printerstuurprogramma is toegewezen.

    De seriële parameters van de COM-poort moeten overeenkomen met de seriële parameters die u op de printer hebt ingesteld.

    1. Open Apparaatbeheer.

      In Windows Vista

      1. Klik op .

      2. Klik op Configuratiescherm.

      3. Klik op System and Maintenance (Systeem en onderhoud).

      4. Klik op System (Systeem).

      5. Klik op Device Manager (Apparaatbeheer).

      In Windows XP

      1. Klik op Start.

      2. Klik op Configuratiescherm.

      3. Klik op Performance and Maintenance (Prestaties en onderhoud).

      4. Klik op System (Systeem).

      5. Klik op Device Manager (Apparaatbeheer) op het tabblad Hardware.

      In Windows 2000

      1. Klik op Start.

      2. Klik op Settings (Instellingen) > Control Panel (Configuratiescherm).

      3. Klik op System (Systeem).

      4. Klik op Device Manager (Apparaatbeheer) op het tabblad Hardware.

    2. Klik op + om de lijst met beschikbare poorten uit te breiden.

    3. Selecteer de communicatiepoort van de printer waarop u de seriële kabel hebt aangesloten (bijvoorbeeld: COM1).

    4. Klik op Eigenschappen.

    5. Geef op het tabblad Poortinstellingen dezelfde seriële parameters op die u op de printer hebt ingesteld.

      Zoek naar de printerinstellingen in het gedeelte voor seriële instellingen op de pagina met menu-instellingen die u eerder hebt afgedrukt.

    6. Klik op OK en sluit alle vensters.

    7. Druk een testpagina af om de printerinstallatie te controleren. Wanneer de testpagina goed wordt afgedrukt, is de printerconfiguratie voltooid.