Open de onderste voorklep.
Verwijder de toneroverloopfles.
Ontgrendel de fotoconductoreenheid.
Verwijder de fotoconductor.
Pak de nieuwe fotoconductoreenheid uit.
Waarschuwing: mogelijke beschadiging: De fotoconductoreenheid mag niet langer dan tien minuten worden blootgesteld aan licht. Langdurige blootstelling aan licht kan tot problemen met de afdrukkwaliteit leiden. |
Waarschuwing: mogelijke beschadiging: Raak de trommel van de fotoconductor niet aan. Dit kan de afdrukkwaliteit van toekomstige afdruktaken verminderen. |
Installeer de fotoconductoreenheid.
Vergrendel de fotoconductoreenheid.
Plaats de toneroverloopfles terug.
Sluit de onderste voorklep.
Opmerking: De nietfinisher wordt alleen ondersteund op bepaalde printermodellen. |
Druk op de hendel van de nietfinisher en schuif de finisher naar links.
Verwijder de nietcassettehouder.
Verwijder de lege nietcassette uit de cassettehouder.
Plaats de nieuwe cassette in de cassettehouder.
Druk de cassettehouder in de finisher totdat de houder vastklikt.
Schuif de finisher weer op zijn plek.
Open klep H en neem de boekjesmaker vervolgens uit.
Verwijder de nietcassettehouder.
Verwijder de lege nietcassette uit de cassettehouder.
Plaats de nieuwe cassette in de cassettehouder.
Druk de cassettehouder in de boekjesmaker totdat de houder vastklikt.
Druk de boekjesmaker weer op zijn plaats en sluit de klep.
Open klep H.
Verwijder de nietcassettehouder.
Verwijder de lege nietcassette uit de cassettehouder.
Plaats de nieuwe cassette in de cassettehouder.
Druk de cassettehouder in de finisher totdat de houder vastklikt.
Sluit klep H.
Open de bovenste voorklep.
Draai de tonercartridge naar links en trek deze naar buiten.
Pak de nieuwe tonercartridge uit, verwijder het verpakkingsmateriaal en schud de cartridge heen en weer om de toner te verdelen.
Plaats de nieuwe tonercartridge in de printer.
Draai de cartridge naar rechts om deze te vergrendelen.
Sluit de bovenste voorklep.
Reinig de oplader en de lens van de printkop. Zie De oplader en de lens van de printerkop reinigen voor meer informatie.
Open de onderste voorklep.
Verwijder de toneroverloopfles.
Reinig de oplader en de lens van de printkop. Zie voor meer informatie stap 3-7 van De oplader en de lens van de printerkop reinigen.
Haal de nieuwe toneroverloopfles uit de verpakking.
Duw de nieuwe toneroverloopfles voorzichtig in de printer totdat deze vastklikt.
Sluit de onderste voorklep.