De bronbibliotheek is een verzameling firmwarebestanden, UCF-bestanden, printerinstellingen en toepassingen die zijn geïmporteerd in Fleet Management. Deze bestanden kunnen aan een of meer configuraties worden gekoppeld.
Klik in de Fleet Management-webportal op Configuraties.
Klik op Bronbibliotheek > Maken of Bron maken.
Typ de bronnaam en de omschrijving.
Selecteer het brontype.
UCF-bestand
Klik op Bestand kiezen en blader naar het bestand.
Instellingenbundel
Klik op Bestand kiezen en blader naar het bestand.
Firmware
Typ de URL-koppeling of de buildnaam en klik op Controleren.
Geïmporteerde app
Klik op Bestand kiezen en blader naar het bestand.
Klik op Bron maken.
Klik in de Fleet Management-webportal op Configuraties.
Klik op Bronbibliotheek en voer een van de volgende handelingen uit:
Klik op een bronnaam en wijzig de naam of omschrijving.
Klik op Wijzigingen opslaan.
Selecteer een of meer bronnen en klik vervolgens op Verwijderen.
Selecteer Bronnen verwijderen.
Als u een toepassingsbron wilt downloaden, klikt u op de bronnaam en vervolgens op Download de geïmporteerde app voor deze bron.
Als u de bron met printerinstellingen wilt downloaden, klikt u op de naam van de bron en vervolgens op Download de instellingenbundel voor deze bron.
Een configuratie bestaat uit firmware, toepassingen en printerinstellingen (UCF-bestand of instellingenbundel) die u kunt implementeren op een printer of een groep printers. Wanneer u een configuratie maakt, is die nieuwe configuratie universeel en mogelijk van toepassing op alle printermodellen. Lexmark Cloud Services bepaalt welke elementen van een onderdeel van toepassing zijn op elk printermodel, behalve voor instellingenbestanden die op alle printermodellen worden geïmplementeerd.
Voer in de Fleet Management-webportal een van de volgende handelingen uit:
Klik op Configuraties > Configuraties > Maken of Configuratie maken.
Klik op Printers > Configureren > Configuratie maken.
Typ een unieke configuratienaam en -beschrijving.
Voer een van de volgende handelingen uit:
Als u de aanbevolen firmware wilt gebruiken voor alle printermodellen, selecteert u via het tabblad Firmware Update alle modellen naar de aanbevolen firmwareversie.
Als u de firmware wilt gebruiken via de bronbibliotheek, klikt u op Firmware selecteren, selecteert u één of meer firmwarebronnen en klikt u vervolgens op Firmware selecteren.
Om de firmware te uploaden, doet u het volgende:
Klik op Firmware uploaden.
Typ de bronnaam en de omschrijving.
Typ de URL of de buildnaam en klik op Controleren.
U kunt de firmware-component instellen op Update alle modellen naar de aanbevolen firmwareversie en ook een of meer specifieke firmwarebronnen opnemen. Een specifieke firmwarebron geldt alleen voor een klein aantal printers. Wanneer u meerdere firmwarebronnen gebruikt, gebeurt het volgende:
Als een configuratie alleen de instelling Update alle modellen naar de aanbevolen firmwareversie bevat, worden printers bijgewerkt als hun firmwareversie ouder is dan aanbevolen. Printers met firmware van de aanbevolen versie of nieuwer worden niet bijgewerkt.
Als een configuratie, naast de instelling, ook specifieke firmwarebronnen omvat, worden alle printers die overeenkomen met de modellen in de specifieke firmware bijgewerkt. Alle andere printers worden bijgewerkt naar de aanbevolen firmwareversie.
Als een configuratiebestand alleen specifieke firmwarebronnen bevat, worden alle printers die overeenkomen met de modellen in de specifieke firmware bijgewerkt. Alle andere printers worden niet bijgewerkt.
In het tabblad Apps klikt u op Apps selecteren.
Selecteer een of meer toepassingen en klik op Volgende.
Klik op Gereed.
Klik indien nodig op de naam van de toepassing, en configureer vervolgens de instellingen van de toepassing.
Ga als volgt te werk om printerinstellingen uit de bronbibliotheek te gebruiken:
Klik in het tabblad Printerinstellingen op Instellingen selecteren.
Selecteer een of meer instellingsbronnen en klik vervolgens op Instellingen selecteren.
Om printerinstellingen te uploaden, doet u het volgende:
Klik op het tabblad Printerinstellingen op Instellingen uploaden.
Typ de bronnaam en de omschrijving.
Selecteer een brontype.
Klik op Bestand kiezen en blader naar het bestand.
Klik op Instellingen uploaden.
Klik op Configuratie maken.
Klik in de Fleet Management-webportal op Configuraties.
Klik op Configuraties en voer een van de volgende handelingen uit:
Als u configuraties wilt verwijderen, selecteert u een of meer configuraties en klikt u vervolgens op Verwijderen > Configuraties verwijderen.
Als u een configuratie wilt kopiëren, doet u het volgende:
Selecteer een configuratie en klik op Kopiëren.
Typ een unieke naam voor de configuratie.
Selecteer de organisatie waar u de configuratie naartoe wilt kopiëren.
Selecteer Configuratie bewerken na kopiëren.
Klik op Configuratie kopiëren.
Configureer de instellingen.
Klik op Wijzigingen opslaan.
Opmerkingen:
Om een standaardconfiguratie in te stellen, selecteert u een configuratie en klikt u vervolgens op Als standaard instellen. De standaardconfiguratie wordt automatisch aan nieuw aangemelde printers toegewezen. Om de configuratie als standaardconfiguratie te verwijderen, selecteert u de configuratie en klikt u vervolgens op Verwijderen als standaard.
Het implementeren van een configuratie op printers stuurt de configuratie naar de cloudserver en werkt de printer tijdens de volgende ingeplande peiling of synchronisatie bij.
Klik in de Fleet Management-webportal op Printers en selecteer vervolgens een of meer printers.
Klik op Configureren > Configuratie implementeren.
Selecteer een configuratie in het venster Configuratie implementeren en klik vervolgens op Configuratie implementeren.
Opmerkingen: