Bronnen en configuraties beheren

Bestanden toevoegen aan de bronbibliotheek

De bronbibliotheek is een verzameling firmwarebestanden, UCF-bestanden, printerinstellingen en toepassingen die zijn geïmporteerd in Fleet Management. Deze bestanden kunnen aan een of meer configuraties worden gekoppeld.

  1. Klik in de Fleet Management-webportal op Configuraties.

  2. Klik op Bronbibliotheek > Maken of Bron maken.

  3. Typ de bronnaam en de omschrijving.

  4. Selecteer het brontype.

    • UCF-bestand

      Klik op Bestand kiezen en blader naar het bestand.

    • Instellingenbundel

      Klik op Bestand kiezen en blader naar het bestand.

    • Firmware

      Typ de URL-koppeling of de buildnaam en klik op Controleren.

      Opmerking: Om de URL-koppeling of de buildnaam te verkrijgen, neemt u contact op met het Lexmark-klantondersteuningscentrum.
    • Geïmporteerde app

      Klik op Bestand kiezen en blader naar het bestand.

  5. Klik op Bron maken.

De bronbibliotheek beheren

  1. Klik in de Fleet Management-webportal op Configuraties.

  2. Klik op Bronbibliotheek en voer een van de volgende handelingen uit:

    Een bron wijzigen
    1. Klik op een bronnaam en wijzig de naam of omschrijving.

    2. Klik op Wijzigingen opslaan.

    Opmerking: U kunt bronnen die zijn toegewezen aan een configuratie niet wijzigen.
    Bronnen verwijderen
    1. Selecteer een of meer bronnen en klik vervolgens op Verwijderen.

    2. Selecteer Bronnen verwijderen.

    3. Opmerking: U kunt bronnen die zijn toegewezen aan een configuratie niet verwijderen. Als de configuratie die naar de bron verwijst is verwijderd, kan de bron worden verwijderd.
    • Als u een toepassingsbron wilt downloaden, klikt u op de bronnaam en vervolgens op Download de geïmporteerde app voor deze bron.

    • Als u de bron met printerinstellingen wilt downloaden, klikt u op de naam van de bron en vervolgens op Download de instellingenbundel voor deze bron.

  3. Opmerking: Als u bronnen op type wilt weergeven, klikt u op Type en selecteert u het brontype.

Een configuratie maken

Een configuratie bestaat uit firmware, toepassingen en printerinstellingen (UCF-bestand of instellingenbundel) die u kunt implementeren op een printer of een groep printers. Wanneer u een configuratie maakt, is die nieuwe configuratie universeel en mogelijk van toepassing op alle printermodellen. Lexmark Cloud Services bepaalt welke elementen van een onderdeel van toepassing zijn op elk printermodel, behalve voor instellingenbestanden die op alle printermodellen worden geïmplementeerd.

  1. Voer in de Fleet Management-webportal een van de volgende handelingen uit:

    • Klik op Configuraties > Configuraties > Maken of Configuratie maken.

    • Klik op Printers > Configureren > Configuratie maken.

  2. Typ een unieke configuratienaam en -beschrijving.

  3. Voer een van de volgende handelingen uit:

    Firmware toevoegen
    • Als u de aanbevolen firmware wilt gebruiken voor alle printermodellen, selecteert u via het tabblad Firmware Update alle modellen naar de aanbevolen firmwareversie.

    • Als u de firmware wilt gebruiken via de bronbibliotheek, klikt u op Firmware selecteren, selecteert u één of meer firmwarebronnen en klikt u vervolgens op Firmware selecteren.

      Opmerking: Zie Bestanden toevoegen aan de bronbibliotheek voor meer informatie.
    • Om de firmware te uploaden, doet u het volgende:

      1. Klik op Firmware uploaden.

      2. Typ de bronnaam en de omschrijving.

      3. Typ de URL of de buildnaam en klik op Controleren.

        Opmerking: Om de URL of de buildnaam te verkrijgen, neemt u contact op met het Lexmark-klantondersteuningscentrum.

      U kunt de firmware-component instellen op Update alle modellen naar de aanbevolen firmwareversie en ook een of meer specifieke firmwarebronnen opnemen. Een specifieke firmwarebron geldt alleen voor een klein aantal printers. Wanneer u meerdere firmwarebronnen gebruikt, gebeurt het volgende:

      • Als een configuratie alleen de instelling Update alle modellen naar de aanbevolen firmwareversie bevat, worden printers bijgewerkt als hun firmwareversie ouder is dan aanbevolen. Printers met firmware van de aanbevolen versie of nieuwer worden niet bijgewerkt.

      • Als een configuratie, naast de instelling, ook specifieke firmwarebronnen omvat, worden alle printers die overeenkomen met de modellen in de specifieke firmware bijgewerkt. Alle andere printers worden bijgewerkt naar de aanbevolen firmwareversie.

      • Als een configuratiebestand alleen specifieke firmwarebronnen bevat, worden alle printers die overeenkomen met de modellen in de specifieke firmware bijgewerkt. Alle andere printers worden niet bijgewerkt.

      • Opmerking: Als een bepaalde firmware-bron een gedegradeerde versie is, worden alle eSF-applicaties verwijderd en worden ingebouwde applicaties teruggezet naar de aangevraagde downlevel-firmware. De Printer Agent wordt ook verwijderd en de printer moet opnieuw worden aangemeld bij Cloud Fleet Management.
    Toepassingen toevoegen
    1. In het tabblad Apps klikt u op Apps selecteren.

    2. Selecteer een of meer toepassingen en klik op Volgende.

      Opmerking: Voor informatie over de toepassing, klikt u op Meer info.
    3. Klik op Gereed.

    4. Klik indien nodig op de naam van de toepassing, en configureer vervolgens de instellingen van de toepassing.

      Opmerking: Sommige applicatie-instellingen kunnen niet worden gewijzigd via de Fleet Management-webportal. Als u deze instellingen handmatig wilt configureren, opent u de configuratiepagina voor de applicatie vanaf de Embedded Web Server van de printer. Raadpleeg de Beheerdershandleiding bij de toepassing voor meer informatie.
    Printerinstellingen toevoegen
    • Ga als volgt te werk om printerinstellingen uit de bronbibliotheek te gebruiken:

      1. Klik in het tabblad Printerinstellingen op Instellingen selecteren.

      2. Selecteer een of meer instellingsbronnen en klik vervolgens op Instellingen selecteren.

    • Om printerinstellingen te uploaden, doet u het volgende:

      1. Klik op het tabblad Printerinstellingen op Instellingen uploaden.

      2. Typ de bronnaam en de omschrijving.

      3. Selecteer een brontype.

      4. Klik op Bestand kiezen en blader naar het bestand.

      5. Klik op Instellingen uploaden.

      6. Opmerking: Als u de volgorde van de implementatie van de instellingen wilt wijzigen, sleept u de instelling omhoog of omlaag in de lijst. Deze functie is alleen van toepassing op instellingen in een niet-geïmplementeerde configuratie.
  4. Klik op Configuratie maken.

  5. Opmerking: Voor meer informatie over het toevoegen van bronnen aan de bronbibliotheek, zie Bestanden toevoegen aan de bronbibliotheek.

Configuraties beheren

  1. Klik in de Fleet Management-webportal op Configuraties.

  2. Klik op Configuraties en voer een van de volgende handelingen uit:

    • Als u configuraties wilt verwijderen, selecteert u een of meer configuraties en klikt u vervolgens op Verwijderen > Configuraties verwijderen.

      Opmerking: Configuraties verwijderen verwijdert configuraties niet van printers waarop ze reeds zijn geïmplementeerd.
    • Als u een configuratie wilt kopiëren, doet u het volgende:

      1. Selecteer een configuratie en klik op Kopiëren.

      2. Typ een unieke naam voor de configuratie.

      3. Selecteer de organisatie waar u de configuratie naartoe wilt kopiëren.

        Opmerking: Deze optie is alleen beschikbaar als u meerdere organisaties beheert.
      4. Selecteer Configuratie bewerken na kopiëren.

        Opmerking: Deze instelling is alleen beschikbaar wanneer u kopieert naar dezelfde organisatie.
      5. Klik op Configuratie kopiëren.

      6. Configureer de instellingen.

      7. Klik op Wijzigingen opslaan.

      Opmerkingen:

      • Geïmplementeerde configuraties kunnen niet worden bewerkt, maar ze kunnen worden gekopieerd en opgeslagen als een nieuwe bewerkbare configuratie.
      • Als een configuratie bronnen bevat, zoals firmware, toepassingen en instellingenbestanden, en naar dezelfde organisatie wordt gekopieerd, worden deze bestaande bronnen gebruikt. Als de configuratie naar een andere organisatie wordt gekopieerd, worden deze bronnen naar de doelorganisatie gekopieerd.
    • Om een standaardconfiguratie in te stellen, selecteert u een configuratie en klikt u vervolgens op Als standaard instellen. De standaardconfiguratie wordt automatisch aan nieuw aangemelde printers toegewezen. Om de configuratie als standaardconfiguratie te verwijderen, selecteert u de configuratie en klikt u vervolgens op Verwijderen als standaard.

Configuraties implementeren op printers

Het implementeren van een configuratie op printers stuurt de configuratie naar de cloudserver en werkt de printer tijdens de volgende ingeplande peiling of synchronisatie bij.

Opmerking: Configuratie-implementatie wordt op sommige printermodellen mogelijk niet ondersteund. Zie Ondersteunde printermodellen voor meer informatie.
  1. Klik in de Fleet Management-webportal op Printers en selecteer vervolgens een of meer printers.

  2. Klik op Configureren > Configuratie implementeren.

  3. Selecteer een configuratie in het venster Configuratie implementeren en klik vervolgens op Configuratie implementeren.

    Opmerking: De lijst met configuraties is gesorteerd op basis van de laatste wijzigingsdatum, met de meest recente bovenaan.
  4. Opmerkingen: