Standaardafdruktaken

Papier in de printer plaatsen

Documenten afdrukken


Papier in de printer plaatsen

Plaats het papier tegen de rechterkant van de papiersteun met de afdrukzijde naar u toe en de bovenrand van het papier in de papiersteun.

  1. Breng de kap van de papiergeleider omlaag.
  2. Druk de papiergeleider in.
  3. Schuif de papiergeleider tegen de linkerzijde van het papier.

Opmerking: duw het papier niet te ver in de printer.

Richtlijnen

Volg deze richtlijnen wanneer u normaal papier en speciaal papier in de papiersteun plaatst.

Maximumaantal

Aandachtspunten

100 vellen normaal papier

Het papier is ontworpen voor inkjetprinters.

10 enveloppen

  • De enveloppen zijn verticaal tegen de rechterzijde van de papiersteun geplaatst.
  • De locatie voor de postzegel bevindt zich in de linkerbovenhoek.
  • De enveloppen zijn ontworpen voor inkjetprinters.
  • De kap van de papiergeleider is omlaag geplaatst, de papiergeleider is ingedrukt en tegen de linkerzijde van het papier geschoven.

Opmerking: plaats geen enveloppen met:

  • gaten, perforaties, uitsparingen of reliëf;
  • sluitkoordjes, metalen klemmetjes of sluitingen;
  • niet-afgedekte lijm op de flap.

25 vellen kaartpapier

  • Het kaartpapier is ontworpen voor inkjetprinters.
  • De kaarten zijn niet dikker dan 0,635 mm.

25 wenskaarten, indexkaarten, briefkaarten of fotokaarten

  • De kaarten zijn verticaal tegen de rechterzijde van de papiersteun geplaatst met de afdrukzijde naar boven.
  • De kap van de papiergeleider is omlaag geplaatst, de papiergeleider is ingedrukt en tegen de linkerzijde van het papier geschoven.

100 vellen coated papier

De zijde met de coating is naar boven gericht.

Opmerking: foto's moeten langer drogen en u kunt daarom het beste de afzonderlijke foto's verwijderen zodra ze uit de printer komen en ze laten drogen. Hiermee voorkomt u dat de inkt gaat vlekken.

25 vellen glossy papier of fotopapier

De glanzende zijde of de zijde met de coating is naar boven gericht.

Opmerking: foto's moeten langer drogen en u kunt daarom het beste de afzonderlijke foto's verwijderen zodra ze uit de printer komen en ze laten drogen. Hiermee voorkomt u dat de inkt gaat vlekken.

20 transparanten

  • De ruwe zijde is naar boven gericht.
  • De transparanten zijn geschikt voor inkjetprinters.

Opmerking: transparanten moeten langer drogen en u kunt daarom het beste de afzonderlijke transparanten verwijderen zodra ze uit de printer komen en ze laten drogen. Hiermee voorkomt u dat de inkt gaat vlekken.

100 vellen aangepast papier

Het papierformaat voldoet aan de volgende afmetingen.

Breedte

76 tot 216 mm

3,0 tot 8,5 inch

Lengte

127 tot 432 mm

5,0 tot 17,0 inch

100 opstrijktransfers

  • Volg de instructies op de verpakking voor het plaatsen van opstrijktransfers.
  • De lege zijde is naar boven gericht.

Opmerking: voor optimale resultaten kunt u het beste elke opstrijktransfer verwijderen zodra deze wordt uitgevoerd.

20 vellen bannerpapier

  • Het bannerpapier is geschikt voor inkjetprinters.
  • De stapel bannerpapier is achter de printer geplaatst en het eerste vel is ingevoerd zoals wordt weergegeven.
  • Letter (banner) of A4 (banner) is geselecteerd in Printereigenschappen. Zie Printereigenschappen gebruiken voor meer informatie.


Documenten afdrukken

Met de printer en de computer kunt u standaardtaken en aangepaste taken afdrukken.

Opmerking: zie Werken met digitale foto's voor meer informatie over het afdrukken van foto's.

  1. Plaats het papier met de afdrukzijde naar boven in de printer. Zie Papier in de printer plaatsen.
  2. Open het gewenste bestand en klik op Bestand Afdrukken.

Ga verder met het volgende gedeelte als u afdrukinstellingen wilt wijzigen.

  1. Klik op Eigenschappen en klik op het menu Taken om een wizard te selecteren waarmee u enveloppen of banners kunt afdrukken.
  2. Klik op OK.
  3. Klik nogmaals op OK om te beginnen met afdrukken.

Afdrukinstellingen wijzigen

  1. Open het gewenste bestand en klik op Bestand Afdrukken.
  2. Klik op Eigenschappen, Voorkeuren, Opties of Instellen (afhankelijk van de toepassing of het besturingssysteem) om de afdrukinstellingen aan te passen.
  3. Kies de kwaliteit, snelheid en papierinstellingen. Zie Printereigenschappen gebruiken voor meer informatie.
  4. Als u de wijzigingen in Printereigenschappen hebt aangebracht, klikt u op OK onder aan het venster om terug te gaan naar het dialoogvenster Afdrukken.
  5. Klik op OK of Afdrukken om de taak te voltooien.